ECLI:NL:RBDHA:2023:19927

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
SGR 23-6309
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan aanvraag in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 december 2023, met zaaknummer SGR 23/6309, is het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres had op 29 mei 2023 een vragenlijst aan het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn gestuurd, met het verzoek om binnen vier weken schriftelijk te antwoorden. Op 9 juli 2023 heeft eiseres het college herinnerd aan het uitblijven van antwoorden en op 5 september 2023 het college in gebreke gesteld. De rechtbank heeft beoordeeld of het verzoek van eiseres kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het verzoek van eiseres niet kan worden aangemerkt als een aanvraag, omdat het college op 10 oktober 2023 alle vragen schriftelijk heeft beantwoord. Hierdoor is er geen sprake van het niet tijdig nemen van een besluit, en kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6309

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr.ing B.M. Brandenburg-Stroo),
en
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, het college
(gemachtigde: W. Beenen en J. van Lenten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het college volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om informatie van
9 juli 2023.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft op 29 mei 2023 een vragenlijst aan het college gestuurd met het verzoek deze (96) vragen binnen vier weken schriftelijk te beantwoorden. Bij e-formulier van 9 juli 2023 heeft eiseres het college erop gewezen dat de vragen nog niet zijn beantwoord en zij graag alsnog de antwoorden op alle gestelde vragen ontvangt, dan wel alle onderliggende stukken waaruit de antwoorden gedestilleerd kunnen worden. Op 5 september 2023 heeft eiseres het college in gebreke gesteld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3.1.
Op grond van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder aanvraag verstaan een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
3.2.
De vraag is of het college in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Om die vraag te kunnen beantwoorden, moet de rechtbank eerst beoordelen of het verzoek van eiseres kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb.
3.3.
Eiseres stelt zich op het standpunt haar e-mail van 29 mei 2023 geen verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) is. De e-mail van 9 juli 2023 is dat volgens haar wel, omdat zij daarin niet alleen vragen heeft gesteld, maar ook om toezending en inzicht in diverse documenten heeft verzocht.
3.4.
Het college stelt zich op het standpunt dat het verzoek van 9 juli 2023 geen verzoek op basis van de Woo is, maar een verzoek om informatie. Uit het verzoek van eiseres zelf blijkt ook dat zij antwoord wenst op de gestelde vragen. Omdat er geen sprake is van een verzoek om informatie en er daarom geen sprake is van een aanvraag om een besluit te nemen, is volgens het college het bepaalde in artikel 6:12 van de Awb niet van toepassing.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het verzoek van eiseres van 9 juli 2023 niet is aan te merken als een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid van de Awb. Eiseres vraagt het college immers onder verwijzing naar het verzoek van 29 mei 2023 slechts om alsnog de gestelde vragen te beantwoorden. Het e-formulier van 9 juli 2023 is daarmee aan te merken als een verzoek aan het college om een feitelijke handeling te verrichten, namelijk het beantwoorden van de vragen. Anders dan eiseres stelt blijkt uit het e-formulier niet dat zij ook om openbaarmaking van publieke informatie op grond van de Woo vraagt. De omstandigheid dat eiseres op het e-formulier heeft vermeld dat zij graag alsnog de antwoorden op alle gestelde vragen ontvangt óf alle onderliggende stukken waaruit de antwoorden kunnen worden afgeleid, maakt nog niet dat sprake is van een Woo-verzoek. Dat geldt ook voor het gegeven dat eiseres gebruik heeft gemaakt van een e-formulier dat wordt gebruikt voor Woo-verzoeken. Daarbij merkt de rechtbank op dat het college bij brief van 10 oktober 2023 alle op 29 mei 2023 gestelde vragen schriftelijk heeft beantwoord.
3.6.
Omdat er geen sprake is van een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb kan er gelet op artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb ook geen sprake zijn van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Conclusie
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet kan beoordelen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.