ECLI:NL:RBDHA:2023:19912

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
C/09/656745 / JE RK 23-2255 C/09/657068 / JE RK 23-2287
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 23 november 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam01]. Deze beschikking is het gevolg van ingekomen verzoekschriften van de Raad voor de Kinderbescherming, die zorgen heeft over de ontwikkeling van [naam01]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, waarbij zowel internaliserende als externaliserende problematiek aan de orde zijn. De ouders van [naam01] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar kunnen momenteel niet voor een veilige opvoedomgeving zorgen. De kinderrechter heeft daarom besloten om [naam01] onder toezicht te stellen en haar uit huis te plaatsen in een behandelgroep van een jeugdhulpaanbieder.

De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet, waarbij de ouders, de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. Tijdens de behandeling is [naam01] gehoord en zijn de zorgen van de Raad besproken. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam01]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen, waarbij [naam01] onder toezicht is gesteld voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is om een goed plan op te stellen voor de toekomst van [naam01], waarbij ook gekeken zal worden naar mogelijkheden voor thuisplaatsing.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023, en op schrift gesteld op 15 december 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door belanghebbenden binnen drie maanden na de bekendmaking van de beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer:
I. C/09/656745 / JE RK 23-2255
II. C/09/657068 / JE RK 23-2287
Datum uitspraak: 23 november 2023
Beschikking van de kinderrechterI. Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
II. Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
naar aanleiding van de op 15 en 17 november 2023 ingekomen verzoekschriften van:
De Raad voor de Kinderbescherming,
’sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
[naam03],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats02] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat van de ouders: mr. R. Charité, gevestigd te Den Haag,
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 15 november 2023 is [naam01] voorlopig onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 15 november 2023 tot 25 november 2023. Het verzoek (I) is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
1.2.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de voornoemde beschikking van 15 november 2023;
- het verzoekschrift van 17 november 2023 (verzoek II) met bijlagen, met onder andere het raadsrapport.
1.3.
Op 23 november 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met betrekking tot verzoek I met gesloten deuren voortgezet. Het verzoek II
is – met instemming van alle partijen – gelijktijdig behandeld op deze zitting.
Bij de mondelinge behandeling van de zaken waren aanwezig:
- de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
- [naam04] , namens de Raad;
  • [naam05] en [naam06] , namens de gecertificeerde instelling;
  • De tante van [naam01] .
1.4.
De kinderrechter heeft [naam01] naar haar mening gevraagd. [naam01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [naam01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam01] .
  • [naam01] woont bij de vader. Sinds 16 november 2023 verblijft zij in een behandelgroep van een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.

3.Het verzoek

Verzoek (I) strekt tot een voorlopige ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. Verzoek (II) strekt tot een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden. De Raad heeft het verzoek (II) als volgt gemotiveerd. Er bestaan al langere tijd zorgen over de ontwikkeling van [naam01] . Recent zijn de zorgen over haar sociale contacten en wegloopgedrag toegenomen, waarna de voorlopige ondertoezichtstelling en de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing zijn verzocht en toegewezen. Uit het (toen al lopende) raadsonderzoek is naar voren gekomen dat [naam01] met zowel internaliserende als externaliserende problematiek kampt. Gezien wordt dat [naam01] een kwetsbaar meisje is, dat heeft aangegeven zich somber en alleen te voelen. Zij laat zelfbepalend gedrag zien en onttrekt zich regelmatig aan het ouderlijk gezag. Dit leidt tot escalaties met haar ouders, met name in de thuissituatie bij de vader. Hierdoor is de draagkracht van de vader onder druk komen te staan. [naam01] verblijft sinds 16 november 2023 op een behandelgroep van [A] . Gezien wordt dat zij zich daar op haar gemak voelt en tot rust kan komen. Op de behandelgroep kan de juiste behandeling voor de problematiek van [naam01] worden ingezet. De plaatsing is van tijdelijke aard, en er zal gekeken worden of een plaatsing in de eigen regio haalbaar is. Het is belangrijk dat het komende jaar wordt ingezet op behandeling voor [naam01] zelf, en op hulpverlening gericht op het opvoedhandelen van de vader. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer is noodzakelijk om regie te voeren over de aanpak die nodig is voor [naam01] en de betrokkenen, zodat op termijn aan de thuisplaatsing van [naam01] kan worden gewerkt. Een uithuisplaatsing is nodig omdat de vader op dit moment niet voor een veilige opvoedomgeving kan zorgen. Ook de moeder kan, gezien de woonafstand tussen haar en [naam01] , niet op korte termijn voor [naam01] zorgen. Een termijn van zes maanden voor de uithuisplaatsing is passend, zodat de noodzakelijke behandeling kan plaatsvinden en aan de hand van de ontwikkelingen van [naam01] op de behandelgroep kan worden gekeken wat een passende vervolgplek is voor [naam01] .

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. Binnenkort zal overleg met de behandelgroep plaatsvinden zodat gestart kan worden met passende behandeling voor [naam01] .
4.2.
Namens de ouders heeft de advocaat zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De ouders onderschrijven de zorgen van de Raad. De ouders hebben aangegeven voor een plaatsing van [naam01] buiten de regio te zijn, zodat zij voldoende verwijderd is van de problematische situatie rond haar sociale contacten. Zij vinden het fijn dat [naam01] zich prettig voelt op de groep en hopen dat de plaatsing daar kan worden voortgezet. De ouders zullen zich inzetten voor de hulpverlening.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam01] , gelegen in zowel internaliserende als externaliserende problematiek. Het lukt de ouders momenteel niet om deze ontwikkelingsbedreiging onder eigen verantwoordelijkheid weg te nemen. Gezien wordt dat [naam01] , als gevolg van internaliserende problematiek, sterk zelfbepalend gedrag vertoont. Vanwege de toegenomen zorgen over het wegloopgedrag en zorgelijke sociale contacten van [naam01] is zij met een spoedmachtiging uit huis geplaatst in een behandelgroep buiten de regio. Het is op dit moment niet mogelijk voor [naam01] om bij een van haar ouders te wonen. Op de behandelgroep van [A] kan [naam01] passende behandeling krijgen voor haar problematiek. De kinderrechter vindt het positief dat [naam01] zich fijn voelt op de groep. Zij heeft er dan ook vertrouwen in dat [naam01] zich zal inzetten voor de behandeling en positieve stappen gaat zetten in haar ontwikkeling. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer is nodig om de ouders te ondersteunen en regie te voeren op de ingezette hulpverlening. De komende periode is het van belang dat er, in overleg met alle betrokkenen, een goed plan wordt opgesteld, waarbij onder andere wordt nagedacht over de mogelijkheden voor thuisplaatsing en/of een passende vervolgplek voor [naam01] binnen of buiten de regio, zodat er zoveel mogelijk duidelijkheid wordt gecreëerd voor [naam01] en de ouders. Gelet op de complexiteit van de problematiek en de zorgen op meerdere leefgebieden, acht de kinderrechter de verzochte termijn van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar passend. Ook zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing toewijzen voor de verzochte duur van zes maanden, zodat er, aan de hand van de vorderingen van de behandeling van [naam01] , zorgvuldig gewerkt kan worden aan thuisplaatsing of een andere passende vervolgplek.
5.2.
Om deze redenen zal de kinderrechter [naam01] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar, en een machtiging verlenen om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden. Met de toewijzing van het reguliere verzoek (II) wordt reeds voorzien in passende kinderbeschermingsmaatregelen, waardoor het aangehouden deel van het spoedverzoek (I) voor afwijzing gereed ligt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Verzoek II: C/09/657068 / JE RK 23-2287
6.1.
stelt [naam01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 23 november 2023 tot 23 november 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 23 november 2023 tot 23 mei 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Verzoek I: C/09/656745 / JE RK 23-2255
6.4.
wijst af het aangehouden deel van het (spoed)verzoek om [naam01] voorlopig onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023 door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in aanwezigheid van E.E. ten Kate als griffier, en op schrift gesteld op 15 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.