ECLI:NL:RBDHA:2023:19910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
C/09/656241 / JE RK 23-2200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 23 november 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming over een minderjarige, hierna te noemen [naam01]. De kinderrechter heeft besloten om [naam01] onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De moeder van [naam01] is belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de opvoedomgeving en het gedrag van [naam01]. De Raad heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een jeugdhulpaccommodatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 november 2023 is vastgesteld dat [naam01] in een risicovolle situatie verkeert, mede door haar zelfbepalende gedrag en de problematische thuissituatie. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de moeder onvoldoende in staat is om de ontwikkelingsbedreiging van [naam01] weg te nemen, ondanks haar bereidheid om mee te werken aan hulpverlening. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van een jaar, met de mogelijkheid tot verlenging indien nodig. De kinderrechter heeft ook geoordeeld dat er geen ondertoezichtstelling voor het zusje van [naam01] zal worden ingesteld, gezien de minder ernstige problematiek van het zusje en de bereidheid van de moeder om hulp te accepteren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/656241 / JE RK 23-2200
Datum uitspraak: 23 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
’sGravenhage,
hierna te noemen de Raad,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2007 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende [woonplaats01] ,
advocaat: mr. A. Ramsoedh, gevestigd te Delft.
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het raadsrapport d.d. 6 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 7 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en met haar begeleidster, [naam03] ;
- [naam04] , namens de Raad;
- [naam05] en [naam06] , namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [naam01] naar haar mening gevraagd. [naam01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [naam01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam01] .
  • [naam01] verblijft op een open groep van [naam07] .

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam01] voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn zorgen over het gedrag en de opvoedomgeving van [naam01] . [naam01] verbleef tot 6 oktober 2023 op een locatie van [A] . Voorheen woonde zij samen met haar 12-jarige zusje [naam08] bij de moeder. Toen [naam01] jong was, is zij regelmatig getuige geweest van huiselijk geweld. [naam01] heeft geen band met haar vader en geeft aan niks aan hem te hebben. Daarnaast is er in de thuissituatie sprake geweest van fysieke incidenten en dreiging vanuit de oudere broer van [naam01] . Deze gebeurtenissen hebben een enorme impact op [naam01] . [naam01] laat zelfbepalend gedrag zien en maakt verkeerde keuzes voor zichzelf. Zo spreekt zij geregeld niet de waarheid en doet zij tegen de (veiligheids)afspraken in de deur open voor haar vriend of broer. Omdat [A] hierdoor de veiligheid van [naam01] en van de andere groepsgenoten niet meer kan waarborgen, kon zij daar niet langer blijven. [naam01] kan ook niet terug naar de moeder. De moeder heeft een belast verleden en zij heeft zich aangemeld bij PsyQ voor behandeling. Zij werkt mee aan opvoedondersteuning vanuit [naam09] en een VUHP-traject voor [naam08] . Vanwege haar problematiek kan de moeder niet aan de bovengemiddelde opvoedbehoefte van [naam01] voldoen. Zij is op dit moment onvoldoende in staat om [naam01] het toezicht, de begrenzing en de begeleiding te bieden die zij nodig heeft. Het perspectief voor [naam01] is dan ook dat zij op een groep blijft wonen, en vanuit daar wordt begeleid naar zelfstandig wonen. Behandeling voor [naam01] is nodig en zij kan deze hulp bij [naam10] krijgen. De komende maanden is het van belang dat een jeugdbeschermer betrokken raakt die beslissingen kan nemen in het belang van [naam01] en die toezicht kan houden op de benodigde hulpverlening en behandeling. Ter zitting is naar voren gebracht dat [naam01] is begonnen aan een opleiding in [plaats02] , waar zij positief over is. Daarnaast wil [naam01] zich inzetten voor de plaatsing bij [naam10] en de behandeling die zij daar krijgt. Dit is positief en de Raad hoopt dat deze stijgende lijn wordt voortgezet onder begeleiding van de jeugdbeschermer.
3.2.
De Raad verzoekt geen ondertoezichtstelling voor [naam08] . De opvoeding van [naam08] vraagt minder van de moeder, omdat bij [naam08] in mindere mate gedragsproblematiek speelt. De moeder is voldoende bereid om de hulpverlening, waaronder het intensieve VUHP-traject, te accepteren om zo de ontwikkelingsbedreiging van [naam08] weg te nemen.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. De behandelgroep van [naam10] is een passende plek voor [naam01] . [naam01] heeft aangegeven zich te willen inzetten voor de behandeling, zodat zij kan doorgroeien naar zelfstandigheid bij een 16+ voorziening van [A] . De behandeling zal ongeveer zes tot negen maanden duren.
4.2.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzochte. Het gaat steeds beter met [naam01] . Zij verblijft nu om het weekend bij de moeder en dit verloopt goed. Haar gedrag is verbeterd en zij luistert beter naar de moeder.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam01] , gelegen in haar zelfbepalende gedrag en in de opvoedomgeving bij de moeder. Vanwege deze zorgen komt [naam01] in risicovolle situaties terecht en komt zij onvoldoende aan haar eigen ontwikkeling toe. [naam01] verblijft vanwege de bestaande zorgen al langer in accommodaties, waarbij zij het afgelopen jaar is overgeplaatst vanwege haar zelfbepalende gedrag en het zich onvoldoende houden aan de afspraken waardoor haar veiligheid niet kan worden gewaarborgd. De moeder is voldoende bereid, maar onvoldoende in staat om de ontwikkelingsbedreiging onder eigen verantwoordelijkheid weg te nemen. Een ondertoezichtstelling is daarom noodzakelijk. Vanwege alle zorgen is het al langere tijd niet mogelijk voor [naam01] om bij de moeder te wonen, en het perspectief van [naam01] ligt ook niet langer thuis bij de moeder. Er is een passende plek gevonden voor [naam01] binnen een behandelgroep van [naam10] , waar zij zich positief kan ontwikkelen en vervolgens kan doorgroeien naar zelfstandigheid. Het komende jaar is het belangrijk dat wordt ingezet op het behandeltraject voor [naam01] , en dat zij wordt aangemeld voor een passende vervolgplek. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing dan ook verlenen voor de duur van een jaar.
5.2.
De kinderrechter overweegt tenslotte dat zij de Raad volgt in het standpunt dat, gelet op de bereidheid van de moeder om mee te werken aan de intensieve hulpverlening teneinde de opvoedomgeving te verbeteren, het vrijwillig kader vooralsnog passend is voor [naam08] . De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling dan ook niet ambtshalve uitbreiden naar [naam08] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [naam01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 23 november 2023 tot 23 november 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 23 november 2023 tot 23 november 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023 door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in aanwezigheid van E.E. ten Kate als griffier, en op schrift gesteld op 15 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.