ECLI:NL:RBDHA:2023:19909
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 29 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens verweerder verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, wat de rechtbank bevestigt.
Eiser heeft aangevoerd dat er nader onderzoek had moeten worden gedaan naar de wijze waarop het aanmeldgehoor op 18 juli 2023 heeft plaatsgevonden, maar de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding was voor dit onderzoek. De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat eiser onder dwang heeft gehandeld tijdens het gehoor. Eiser heeft ook betoogd dat Italië verantwoordelijk zou moeten zijn voor zijn aanvraag, maar de rechtbank oordeelt dat er geen concrete twijfel is over de verantwoordelijkheid van Duitsland, zoals blijkt uit het Eurodac-systeem.
De rechtbank overweegt verder dat eiser geen bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangetoond die zouden maken dat overdracht aan Duitsland onevenredig zou zijn. De rechtbank concludeert dat de medische voorzieningen in Duitsland vergelijkbaar zijn met die in Nederland en dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn behandeling niet adequaat in Duitsland kan plaatsvinden. De rechtbank wijst het beroep af en kent geen proceskostenvergoeding toe.