ECLI:NL:RBDHA:2023:19906

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
C/09/656455 / JE RK 23-2226
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het kader van gezinsgerichte zorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 november 2023 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van drie kinderen, [naam01], [naam02] en [naam03]. De kinderen zijn erkend door de vader en verblijven feitelijk bij hem, terwijl de moeder belast is met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft eerder al een ondertoezichtstelling opgelegd en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de vader en zijn middelengebruik. De kinderen zouden niet voldoende in hun basale verzorging worden voorzien en er zijn zorgen over hun ontwikkeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 november 2023 waren de advocaat van de moeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig, maar de ouders waren niet verschenen. De moeder heeft ingestemd met het verzoek tot uithuisplaatsing, terwijl de vader niet in staat lijkt om de zorg voor de kinderen adequaat te vervullen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, en heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling tot 23 januari 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/656455 / JE RK 23-2226
Datum uitspraak: 23 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2012 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] ,
[naam02], geboren op [geboortedatum02] 2013 [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [naam02] ,
[naam03], geboren op [geboortedatum03] 2017 [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [naam03] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam04],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. D.I.A. Schröder, gevestigd te De Meern,
[naam05],
hierna te noemen: de vader,
wonende [woonplaats01] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 10 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de moeder;
- [naam06] , namens de gecertificeerde instelling.
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat zij wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

  • [naam01] , [naam02] en [naam03] zijn erkend door de vader.
  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam01] , [naam02] en [naam03] .
  • [naam01] , [naam02] en [naam03] verblijven feitelijk bij de vader.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 januari 2023 [naam01] , [naam02] en [naam03] onder toezicht gesteld van 23 januari 2023 tot 23 januari 2024.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft – voor zover hier van belang – bij beschikking van 12 oktober 2023 de machtiging verlengd [naam01] , [naam02] en [naam03] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 23 oktober 2023 tot 23 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] , [naam02] en [naam03] in een gezinsgerichte voorziening voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 23 januari 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De kinderen wonen middels een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader, en verblijven in het weekend in een pleeggezin. Er zijn zorgen over de overbelasting van de vader en zijn middelengebruik. Er is een grote verandering te zien sinds het begin van de uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader. De kinderen zien er minder verzorgd uit dan voorheen, en zij geven regelmatig aan niet te hebben ontbeten. Ook is de vader steeds minder betrokken op de school van de kinderen en lukt het hem niet om op afspraken met de gecertificeerde instelling en de hulpverlening te verschijnen. Hierdoor komt passende hulp voor de vader niet van de grond. Recent is er een melding bij Veilig Thuis binnengekomen, waarbij door de politie een vermoeden van middelengebruik door de vader is gemeld. Ook vanuit de pleegouders zijn er zorgen over zijn middelengebruik naar voren gekomen. De weekendpleegzorg is recent gestopt. Concluderend wordt gezien dat de kinderen niet worden voorzien in hun basale verzorging, maar ook dat niet wordt aangesloten bij hun ontwikkelingsbehoefte. Hierdoor stagneren zij in hun ontwikkeling. De verzochte uithuisplaatsing is nodig om de vader voldoende te ontlasten, en om te kijken wat er nodig is om de opvoeding van de kinderen weer goed vorm te geven. Er is een gezinshuis gevonden waar de kinderen samen terecht kunnen en waar zij de komende maanden kunnen blijven. De komende periode zal onderzocht moeten worden of het perspectief van [naam01] , [naam02] en [naam03] bij één van de ouders ligt, of bij een andere perspectief biedende plek.

4.De standpunten

4.1.
Namens de moeder is ingestemd met het verzoek. De moeder maakt zich al lang zorgen over het verblijf van de kinderen bij de vader. Zij is daarom opgelucht dat de kinderen nu samen naar een veilige plek gaan. De moeder zet zich in om van haar alcoholverslaving af te komen, maar weet dat de kinderen nu niet bij haar kunnen wonen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] , [naam02] en [naam03] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Blijkens voornoemde beschikking van 12 oktober 2023 van deze rechtbank zijn de kinderen vanwege de zorgen in de thuissituatie bij de moeder uit huis geplaatst bij de vader. De vader is zeer betrokken bij de kinderen en heeft vanaf de uithuisplaatsing geprobeerd een thuis te bieden aan de kinderen. Helaas zijn de al langer bestaande zorgen over de opvoedvaardigheden van de vader en zijn belastbaarheid sinds de uithuisplaatsing verder toegenomen. Vanwege zijn overbelasting lukt het de vader op dit moment onvoldoende om in de basale opvoedbehoeften van de kinderen te voorzien evenmin om mee te werken aan de hulpverlening. De kinderen kunnen op dit moment nog steeds niet bij de moeder wonen vanwege haar eigen problematiek. Er is een gezinshuis gevonden waar [naam01] , [naam02] en [naam03] samen geplaatst kunnen worden. Door deze uithuisplaatsing zal hun veiligheid geborgd worden en komen de kinderen hopelijk weer toe aan hun eigen ontwikkeling. De komende periode is het belangrijk dat er gekeken wordt naar een stabiele plaatsing voor de langere termijn, waarbij het belang van de kinderen voorop moet blijven staan. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat [naam01] , [naam02] en [naam03] bij een vervolgplek ook bij elkaar kunnen blijven. Gelet op de ernstige zorgen om de opvoedomgeving bij de ouders thuis is de verzochte uithuisplaatsing noodzakelijk. De kinderrechter zal daarom het verzoek, met wijziging in zoverre van de verleende machtiging bij beschikking d.d. 12 oktober 2023, toewijzen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 23 januari 2024.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent – met wijziging in zoverre van de verleende machtiging tot uithuisplaatsing bij beschikking van 12 oktober 2023 – een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] , [naam02] en [naam03] in een gezinsgerichte voorziening met ingang van 23 november 2023 tot 23 januari 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023 door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in aanwezigheid van E.E. ten Kate als griffier, en op schrift gesteld op 15 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.