In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 november 2023 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van drie kinderen, [naam01], [naam02] en [naam03]. De kinderen zijn erkend door de vader en verblijven feitelijk bij hem, terwijl de moeder belast is met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft eerder al een ondertoezichtstelling opgelegd en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de vader en zijn middelengebruik. De kinderen zouden niet voldoende in hun basale verzorging worden voorzien en er zijn zorgen over hun ontwikkeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 november 2023 waren de advocaat van de moeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig, maar de ouders waren niet verschenen. De moeder heeft ingestemd met het verzoek tot uithuisplaatsing, terwijl de vader niet in staat lijkt om de zorg voor de kinderen adequaat te vervullen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, en heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling tot 23 januari 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.