ECLI:NL:RBDHA:2023:19903

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
NL23.37093
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring - maatregel opgeheven - volledige detentieperiode in politiecel - schadevergoeding - beroep gegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser een maatregel van bewaring was opgelegd. De eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring op 24 november 2023 opgeheven, waarna de eiser instemde met een schriftelijke afdoening van het beroep.

De rechtbank heeft zich in deze zaak beperkt tot de vraag of de eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring was opgeheven. De rechtbank oordeelt dat de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat deze in een politiecel heeft plaatsgevonden, wat in strijd is met de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank stelt vast dat de bewaring in een gespecialiseerde inrichting had moeten plaatsvinden, en dat de bijzondere omstandigheden die een plaatsing in een niet-gespecialiseerde inrichting rechtvaardigen, niet aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en kent de eiser een schadevergoeding toe van € 390,- voor drie dagen onrechtmatige detentie. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37093

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 24 november 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft desgevraagd ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 27 november 2023 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op
4 december 2023 een verweerschrift ingediend. Op 6 december 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 2002.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
De maatregel van bewaring
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Eiser heeft aangevoerd dat de tenuitvoerlegging van de vreemdelingenbewaring ten onrechte in een politiecel heeft plaatsgevonden. Dat is in strijd met artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn. De bewaring is om die reden van meet af aan onrechtmatig.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat in een geval als deze een bevel tot wijziging van de tenuitvoerlegging gegeven zou moeten worden, maar dat dat vanwege de opheffing van de bewaring zinledig is geworden. De maatregel van bewaring is niet onrechtmatig, maar er bestaat een recht op schadevergoeding vanaf de dag dat eiser uitgeplaatst had moeten worden naar een speciale inrichting. Omdat verweerder 24 uur de tijd heeft om iemand uit te plaatsen bestaat een recht op schadevergoeding vanaf dag twee, oftewel vanaf 23 november 2023.
6. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond slaagt. Voor bewaring wordt in de regel gebruik gemaakt van een gespecialiseerde inrichting. Dit is een Unierechtelijke voorwaarde voor bewaring. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat een vreemdeling alleen in een niet-gespecialiseerde inrichting kan worden geplaatst als de bijzondere omstandigheden van het geval dat rechtvaardigen [1] . Daarvan is in dit geval niet gebleken. De bewaring is om die reden onrechtmatig en uit recente rechtspraak van de Afdeling volgt dat de bewaring in een geval als deze van meet af aan onrechtmatig is. [2] Het beroep is gegrond en eiser heeft recht op schadevergoeding.
Schadevergoeding en proceskostenvergoeding
7. Het beroep is gegrond. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor drie dagen onrechtmatige tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel van (3 x € 130,- (verblijf politiecel)) = € 390,-.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 390,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.HvJEU 2 juli 2020, W.M., ECLI:EU:C:2020:511.
2.AbRS 7 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3409.