ECLI:NL:RBDHA:2023:19901

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
NL23.16725
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en overdracht aan Slovenië in verband met psychische gezondheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Azerbeidzjaan, tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft psychische problemen en stelt dat hij niet kan worden overgedragen aan Slovenië, waar zijn asielaanvraag zou moeten worden behandeld, vanwege de ernstige gevolgen voor zijn gezondheid. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen ernstige twijfel bestaat over de gevolgen van de overdracht voor eisers gezondheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich in het bestreden besluit heeft gebaseerd op het interstatelijk vertrouwensbeginsel en heeft aangenomen dat Slovenië in staat is om de medische zorg te bieden die eiser nodig heeft. Echter, de rechtbank oordeelt dat verweerder niet voldoende rekening heeft gehouden met de specifieke psychische aandoeningen van eiser en de mogelijke onomkeerbare gevolgen van de overdracht. De rechtbank verwijst naar het arrest C.K. tegen Slovenië, waarin wordt benadrukt dat autoriteiten elke ernstige twijfel over de gezondheidstoestand van de betrokkene moeten wegnemen.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat en vernietigt het besluit van 7 juni 2023. De rechtbank draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten, die door verweerder moet worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16725

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Arslan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M. Sidler).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Azerbeidzjaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1990. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 7 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Slovenië daarvoor verantwoordelijk is.
1.1.
Omdat verweerder aanleiding zag alsnog een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) te vragen, is het beroep aangehouden. Op 10 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter beslist dat eiser niet mag worden overgedragen aan Slovenië totdat op het beroep is beslist. [1] Op 15 september 2023 heeft het BMA een advies uitgebracht. Verweerder heeft daarop een verweerschrift ingediend, waarop eiser heeft gereageerd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. D.H. Yabasun als waarnemer van eisers gemachtigde, L. Ileri als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. [2] Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [3] In dit geval heeft Nederland bij Slovenië een verzoek om overname gedaan. Slovenië heeft dit verzoek aanvaard. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van Slovenië uit mag worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat de medische problemen van eiser in Slovenië net zo goed behandeld kunnen worden als in Nederland. Verweerder heeft voor het nemen van het bestreden besluit geen aanleiding gezien om een BMA-advies op te vragen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser niet bijzonder kwetsbaar is als bedoeld in het arrest Tarakhel. [4] Eiser heeft volgens verweerder niet voldoende onderbouwd dat er een medische noodzaak is om hem niet over te dragen aan Slovenië.
Wat is het geschil in beroep?
5. Eiser heeft op zichzelf niet bestreden dat Slovenië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Hij heeft aangevoerd dat hij niet kan worden overgedragen aan Slovenië wegens zijn psychische klachten. Hij heeft een verwijsbrief van de huisarts naar de psychiater van 6 januari 2023, een attest van een Duitse arts van 21 juli 2017, zijn patiëntendossier van 13 januari 2023 en een brief van zijn psychiater van 13 juni 2023 overgelegd. Verweerder heeft lopende de beroepsprocedure aanleiding gezien om alsnog een BMA-advies op te vragen. Eiser heeft hiervoor nog enkele andere medische stukken overgelegd, zoals een verklaring van zijn psychiater van 11 augustus 2023. In het uitgebrachte BMA-advies zijn eisers medische klachten en behandeling besproken, en de vraag of eiser fysiek in staat is te reizen en onder welke reisvoorwaarden.
5.1
Verweerder heeft zich in reactie op het BMA-advies op het standpunt gesteld dat volgens dit advies eiser in staat wordt geacht te reizen als er begeleiding is van een psychiatrisch verpleegkundige. Verweerder concludeert hieruit dat eiser, ondanks zijn posttraumatische stressstoornis en depressieve stoornis kan worden overgedragen aan Slovenië. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan ervan uit worden gegaan dat er voor eiser in Slovenië medische voorzieningen zijn vergelijkbaar met die in Nederland. In geschil is dus of eiser wegens zijn psychische problematiek wel kan worden overgedragen.
Heeft verweerder kunnen concluderen dat eiser kan worden overgedragen?
6. Eiser heeft in beroep gewezen op het arrest C.K. tegen Slovenië [5] , in het bijzonder op punt 76 waarin staat:
“76.
Het staat dus aan die autoriteiten om iedere ernstige twijfel over de weerslag van de overdracht op de gezondheidstoestand van de betrokkene weg te nemen. In het bijzonder wanneer er sprake is van een ernstige psychische aandoening, mag daarbij niet worden volstaan met te kijken naar de gevolgen van het fysieke vervoer van de betrokkene van een lidstaat naar een andere, maar moet rekening worden gehouden met alle aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen die uit de overdracht zouden voortvloeien.”
6.1
Eiser heeft in beroep nog een verklaring van zijn psychiater van 31 oktober 2023 ingediend waarin staat:

3. Welke gezondheidsschade zou er ontstaan indien de behandeling uit zou blijven of ontstaat er na de uitzetting?
Uitblijven van de behandeling zal leiden tot een forse psychische decompensatie met herbelevingen, hallucinaties, acute stemmingsdalingen, zelfbeschadiging en suïcidale acties. Opgemerkt dient te worden dat je zelfs tijdens de actuele behandelingen het heel nauw luistert. Bewijs hiervoor zijn de recente acute decompensaties tijdens de huidige behandeling.
4. Wat zijn de gevolgen van de uitzetting voor de gezondheidssituatie van de vreemdeling?
De onder 3. genoemde psychiatrische verschijnselen zullen in acutere vorm manifest worden.”
6.2
De rechtbank overweegt dat als het gaat om zelfbeschadiging en suïcidale acties, het niet alleen kan gaan om aanzienlijke, maar ook om onomkeerbare gevolgen. Weliswaar verklaart eisers psychiater niet expliciet dat er aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen zullen optreden bij overdracht aan Slovenië, maar de rechtbank maakt uit de verklaring wel op dat daarop een aanzienlijke kans bestaat. De rechtbank acht die kans zo groot dat er ernstige twijfel is over de weerslag van de overdracht op de gezondheidstoestand van eiser Gelet op punt 76 van het arrest C.K. is het aan verweerder is om die ernstige twijfel weg te nemen. Verweerder heeft dat naar het oordeel van de rechtbank niet gedaan met de enkele verwijzing naar het BMA-advies omdat daarin alleen wordt ingegaan op de fysieke impact van de reis en niet op mogelijke andere gevolgen van de overdracht. Verweerder heeft met die mogelijke andere gevolgen niet kenbaar rekening gehouden. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is al gegrond vanwege dit motiveringsgebrek. De rechtbank ziet geen aanleiding om de overige beroepsgronden nog te beoordelen.
7.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
7.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder deze vergoeding betalen aan de gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 7 juni 2023;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op eisers asielaanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan de gemachtigde van eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Molenkamp-Lopar, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer: NL23.16726.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Tarakhel tegen Zwitserland, arrest van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 2017, C.K. tegen Slovenië ECLI:EU:C:2017:127.