ECLI:NL:RBDHA:2023:19896
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag mvv nareis omgezet naar artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft eiseres op 25 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent in het kader van nareis. Op 18 januari 2023 heeft eiseres de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op deze aanvraag. Vervolgens heeft eiseres op 29 maart 2023 haar aanvraag omgezet naar een aanvraag voor een mvv op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Op 31 augustus 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris, die geen verweerschrift heeft ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft de staatssecretaris in gebreke gesteld en de rechtbank stelt vast dat de aanvraag op 29 maart 2023 is omgezet naar een andere procedure, waarvoor een ander toetsingskader geldt. Hierdoor is er geen procesbelang meer bij de beoordeling van de vraag of op de oorspronkelijke aanvraag tijdig was beslist, aangezien eiseres zelf heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op een beslissing op die aanvraag.
De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier M.C. Drenten-Boon, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.