ECLI:NL:RBDHA:2023:19876

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
09/041718-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en schuld aan zwaar lichamelijk letsel

Op 15 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1988 en momenteel gedetineerd in de penitentiaire inrichting Nieuwegein. De zaak betreft twee feiten: het medeplegen van poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van slachtoffer 1 en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan slachtoffer 2. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 februari 2023 in Zoetermeer, samen met medeverdachten, een ontmoeting met slachtoffer 1 heeft georganiseerd met de intentie om deze wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven. De verdachte heeft slachtoffer 1 uitgenodigd op een afgelegen plek en heeft samen met anderen geweld gebruikt om hem in een bestelbus te trekken. Dit geweld werd onderbroken door een toevallig passerende getuige die de politie belde. De verdachte heeft geprobeerd te vluchten, maar raakte daarbij slachtoffer 2 met zijn auto, wat resulteerde in een gebroken enkel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, wat heeft geleid tot het letsel van slachtoffer 2. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en heeft schadevergoedingen toegewezen aan beide slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-041718-23
Datum uitspraak: 15 december 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1988 [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 26 mei 2023, 23 augustus 2023, 15 november 2023 (pro forma’s) en 1 december 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.A.C. Looijestein en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. Y. Bouchikhi naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 15 november 2023 - ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 februari 2023 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
- op zijn mobiele telefoon verschillende (afgelegen) parken/plaatsen in Nederland heeft opgezocht en/of heeft gezocht naar “martel materiaal”,
- die [slachtoffer 1] uit heeft genodigd voor een ontmoeting (op een afgelegen (parkeer)plaats),
- een (vlucht)auto, te weten een Renault Capture, naar Nederland heeft gereden en die vervolgens met valse/gestolen kentekenplaten binnen enkele kilometers van de ontmoetingsplaats heeft neergezet,
- met een bestelbus, te weten een Fiat Ducato, en een auto, te weten een Renault Clio, gezamenlijk vanuit België naar Nederland is gereden,
- in die bestelbus (geprepareerde) tiewraps, (vijf) (scheur)overallen en een verduisterde/donkere (ski)bril klaar heeft gelegd,
- de ontmoeting met die [slachtoffer 1] heeft laten plaatsvinden op een afgelegen (parkeer)plaats,
- via berichten en telefoongesprekken onderling (middels drie telefoons, respectievelijk in gebruik bij [verdachte] , iemand in de bestelbus en iemand in de Renault Clio) contact heeft gehouden over (het moment en/of de wijze van) de uitvoering van het (voorgenomen) misdrijf tegen [slachtoffer 1] ,
- met die [slachtoffer 1] langs de bestelbus is gelopen,
- die [slachtoffer 1] onderuit heeft geschopt, heeft geslagen tegen het hoofd en/of het lichaam, en/of heeft geschopt tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een nekklem aan te leggen, en/of
- die [slachtoffer 1] in de bus heeft getrokken/geduwd, en/of daarbij heeft geprobeerd tiewraps om de polsen van die [slachtoffer 1] te doen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 10 februari 2023 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- als bestuurder van een motorvoertuig, te weten een Volkswagen Golf GTI, vanuit stilstand (veel) gas heeft gegeven,
- ( recht) op die [slachtoffer 2] , die zich korte afstand van het voertuig bevond, is afgereden,
- geen snelheid heeft geminderd, en/of
- vervolgens tegen die [slachtoffer 2] aan is gereden en/of die [slachtoffer 2] heeft geraakt met de bumper van de auto, (waardoor de enkel van die [slachtoffer 2] gebroken is), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, hij op of omstreeks 10 februari 2023 te Zoetermeer
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- als bestuurder van een motorvoertuig, te weten een Volkswagen Golf GTI, vanuit stilstand (veel) gas te geven,
- ( recht) op die [slachtoffer 2] , die zich korte afstand van het voertuig bevond, af te rijden,
- geen snelheid te minderen, en/of
- vervolgens tegen die [slachtoffer 2] aan te rijden en/of die [slachtoffer 2] te raken met de bumper van de auto, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde enkelbreuk met open wond, ten gevolge heeft gehad;
Meer subsidiair indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, hij op of omstreeks 10 februari 2023 te Zoetermeer grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam is geweest door
als bestuurder van een auto, in een poging te vluchten voor de politie
- vanuit stilstand (veel) gas te geven,
- ( recht) op een persoon, te weten [slachtoffer 2] die zich korte afstand van het voertuig bevond, af te rijden,
- geen snelheid te minderen, en/of
- ( vervolgens) tegen die persoon/ [slachtoffer 2] aan te rijden en/of die persoon/ [slachtoffer 2] te raken met de bumper van de auto, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat W.A. H. [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde enkelbreuk met open wond,
heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze [slachtoffer 2] was ontstaan.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
3.4.1.
Vaststelling van feiten
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. De verdachte heeft op 10 februari 2023 omstreeks 20:45 uur op een afgelegen plek in Zoetermeer met de aangever [slachtoffer 1] (hierna: de aangever) afgesproken. De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn daar vanuit België met een bestelbusje ook heen gegaan. Toen de verdachte en de aangever langs het busje liepen, hebben de verdachte en zijn beide medeverdachten de aangever, terwijl zij hem fors mishandelden, in het busje getrokken/geduwd. Vlak daarvóór hadden de verdachte, zijn medeverdachten en iemand in een - ook vanuit België naar de plaats delict gereisde - Renault Clio (hierover) via drie telefoons contact met elkaar gehouden.
Een toevallig voorbijrijdende fietser was getuige van het gebeurde. Hij heeft de politie gebeld. De politie kwam ter plaatse en heeft de verdachte en de medeverdachten, nadat de politie zag dat zij van de bestelbus wegrenden, aangehouden. De verdachte is hierbij in zijn auto gestapt en heeft geprobeerd om weg te rijden. Dit is niet gelukt, doordat een politiebus tegen de zijkant van de auto van de verdachte is aangereden. De auto van de verdachte heeft de aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) geraakt, waardoor zijn enkel is gebroken. In en rondom de bestelbus werden door de politie onder andere (geprepareerde) tiewraps, wegwerpoveralls en een geblindeerde skibril aangetroffen.
3.4.2.
Medeplegen van poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving?
De rechtbank is van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat de handelingen van de verdachte en zijn medeverdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer erop waren gericht de aangever wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, dat sprake is van een gezamenlijk voornemen daartoe dat zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Dat de aangever uiteindelijk niet is ontvoerd, is uitsluitend te danken aan zijn (hevige) verzet en het heldhaftige handelen van de getuige.
3.4.3.
Poging tot doodslag, mishandeling of zwaar lichamelijk letsel door schuld?
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzet op de dood of opzet op het mishandelen van [slachtoffer 2] had, ook niet in voorwaardelijke zin. Dit brengt met zich dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. Over het onder 2, meer subsidiair tenlastegelegde, overweegt zij het volgende.
Voor het aannemen van schuld in de zin van artikel 308 Wetboek van Strafrecht moet sprake zijn van een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid in die zin, dat anders gehandeld had moeten worden (verwijtbaarheid) en ook anders gehandeld had kunnen worden (vermijdbaarheid).
Bij de beoordeling of sprake is van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De ernst van de gevolgen is niet redengevend voor de mate van schuld. Het moet verder redelijk zijn het ingetreden gevolg toe te rekenen aan het gedrag van de verdachte. Dat gedrag moet naar haar aard geschikt zijn geweest om het uiteindelijke resultaat teweeg te brengen of het risico daarop in relevante mate hebben verhoogd. Daarbij is van belang dat tussenkomende factoren de causaliteitsketen in beginsel niet doorbreken, zelfs niet als deze in belangrijke mate tot het intreden van het gevolg hebben bijgedragen, of zelfs moeten worden aangemerkt als de rechtstreekse oorzaak van dat gevolg.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zijn vlucht had moeten staken toen de politie hem, terwijl hij naar zijn auto rende, op niet mis te verstane wijze een bevel gaf om te blijven staan. Desondanks is de verdachte in zijn auto gestapt, heeft hij de motor gestart, heeft hij veel gas gegeven en is hij naar voren gereden, waar zich op slechts vier à vijf meter afstand, [slachtoffer 2] bevond. Uit bewijsmiddel 23 blijkt dat de verdachte hem ook heeft gezien. Om te verhinderen dat de verdachte daadwerkelijk zou ontkomen, heeft een verbalisant zijn bus tegen het voertuig van de verdachte geramd. Als gevolg daarvan werd het voertuig van de verdachte één tot anderhalve meter opzij en naar voren geslingerd, waardoor het tegen [slachtoffer 2] aankwam die hierdoor zijn enkel heeft gebroken. Het letsel van [slachtoffer 2] staat naar het oordeel van de rechtbank in voldoende oorzakelijk verband met de gedragingen van de verdachte nu die het risico op het ontstaan van dat letsel in relevante mate hebben verhoogd. Dat het daarop volgende handelen van de verbalisant daaraan (ook) in belangrijke mate heeft bijgedragen, doet daaraan niet af. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en dat het aan zijn schuld te wijten is dat zijn auto tegen [slachtoffer 2] is aangereden, als gevolg waarvan hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
3.4.4.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 10 februari 2023 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
- op zijn mobiele telefoon verschillende afgelegen plaatsen in Nederland heeft opgezocht en heeft gezocht naar “martel materiaal”,
- die [slachtoffer 1] uit heeft genodigd voor een ontmoeting op een afgelegen (parkeer)plaats,
- met een bestelbus, te weten een Fiat Ducato, en een auto, te weten een Renault Clio, gezamenlijk vanuit België naar Nederland is gereden,
- in die bestelbus (geprepareerde) tiewraps,
overallsen een verduisterde/donkere skibril klaar heeft gelegd,
- de ontmoeting met die [slachtoffer 1] heeft laten plaatsvinden op een afgelegen (parkeer)plaats,
- via berichten onderling (middels drie telefoons, respectievelijk in gebruik bij [verdachte] , iemand in de bestelbus en iemand in de Renault Clio) contact heeft gehouden over (het moment en de wijze van) de uitvoering van het (voorgenomen) misdrijf tegen [slachtoffer 1] ,
- met die [slachtoffer 1] langs de bestelbus is gelopen,
- die [slachtoffer 1] onderuit heeft geschopt, heeft geslagen tegen het hoofd en het lichaam, en heeft geschopt tegen het hoofd en het lichaam en een nekklem heeft aangelegd, en
- die [slachtoffer 1] in de bus heeft getrokken/geduwd, en daarbij heeft geprobeerd tiewraps om de polsen van die [slachtoffer 1] te doen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 10 februari 2023 te Zoetermeer aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam is geweest door als bestuurder van een auto, in een poging te vluchten voor de politie
- vanuit stilstand veel gas te geven,
- recht op een persoon, te weten [slachtoffer 2] die zich korte afstand van het voertuig bevond, af te rijden,
- geen snelheid te minderen, en
- vervolgens [slachtoffer 2] te raken met de bumper van de auto, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde enkelbreuk met open wond, heeft bekomen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft bij bepaling van zijn vordering aansluiting gezocht bij de richtlijnen van het Openbaar Ministerie die gelden voor een (poging tot) doodslag.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder andere een vergelijkbare uitspraak genoemd, waarbij een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, is opgelegd voor een poging tot ontvoering. In de zaak van de verdachte gaat het hooguit om medeplichtigheid aan een poging daartoe. Daarom heeft de raadsman een lagere straf bepleit.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte heeft op geraffineerde wijze ervoor gezorgd dat [slachtoffer 1] ’s avonds op een afgelegen plek was. De medeverdachten stonden in contact met de verdachte en wisten dat [slachtoffer 1] alleen gekomen was, dat zij daardoor konden toeslaan en wisten ook op welk moment zij dat moesten doen. Vervolgens is zeer veel geweld toegepast om [slachtoffer 1] in de bestelbus te krijgen. Hiervan waren toevallig langsfietsende voorbijgangers getuige. [slachtoffer 1] heeft zeer fors letsel opgelopen en heeft aan het gebeurde meerdere zichtbare littekens overgehouden. Gelet op de in en rondom de bestelbus aanwezige goederen is het geenszins ondenkbaar dat het veel erger was afgelopen als de ontvoering geslaagd zou zijn. Dat het bij een poging is gebleven, is niet te danken aan de verdachte en de medeverdachten, maar aan zijn heftige verzet en het kordate optreden van een getuige die het heeft aangedurfd om op korte afstand van het gebeurde 112 te bellen, waarna de politie snel ter plaatse was.
Het is daarnaast aan de schuld van de verdachte te wijten dat een ander, nota bene een toevallige voorbijganger, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het letsel was zodanig dat het onduidelijk is of de aangever daar in de toekomst nog hinder van zal ondervinden. Het slachtoffer, zelf traumachirurg, heeft verklaard dat het risico op artrose bij zijn soort enkelbreuk op de langere termijn ongeveer 40 procent is. Hij maakt zich daar zorgen over. De verdachte lijkt het kwalijke van zijn handelen niet in te zien en heeft ter terechtzitting laten blijken de schuld (voor beide feiten) niet bij zichzelf te zoeken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 november 2023. Daaruit volgt dat hij vóór het gebeurde al heel vaak onherroepelijk was veroordeeld voor diverse misdrijven. Dat weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank heeft daarbij - anders dan de officier van justitie - gelet op gevangenisstraffen die in het recente verleden in vergelijkbare zaken over (poging tot) ontvoering zijn opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1.
De vordering van [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 6.990,80. Dit bedrag bestaat uit € 1.990,80 aan materiële schade (eigen risico ambulancevervoer en kosten behandelingen psycholoog) en € 5.000 aan immateriële schade, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zoals verzocht wordt toegewezen, met bepaling van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het totaal van de gevorderde schade.
7.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in verband met de bepleite vrijspraak primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsman de hoogte van de vordering betwist. Hij heeft verzocht de vordering gedeeltelijk toe te wijzen, tot een bedrag van maximaal € 4.490,80 (€ 1.990,80 aan materiële schade en € 2.500 aan immateriële schade).
7.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd en door de verdediging onvoldoende gemotiveerd betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag aan materiële schade.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij ook rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 5.000.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 6.990,80, bestaande uit € 1990,80 aan materiële schade en € 5.000 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 10 februari 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Aangezien de vordering geheel wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 6.990,80, vermeerderd met de wettelijke rente daarover
vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .
7.2.
De vordering van [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 7.532,31. Dit bedrag bestaat uit € 1.463,51 aan materiële schade (eigen risico zorgverzekering, controle fietsschade, kledingschade broek, vier weken huishoudelijke hulp, reiskosten ziekenhuis en gemiste tennislessen) en € 6.069 aan immateriële schade, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om toewijzing van de vordering zoals verzocht.
7.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in verband met de bepleite vrijspraak primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de vordering onvoldoende is onderbouwd, op grond waarvan de vordering eveneens niet ontvankelijk moet worden verklaard.
7.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de gevorderde materiële schade, is door en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd en door de verdediging onvoldoende gemotiveerd betwist. Met betrekking tot de post ‘controle fietsschade’ is de rechtbank van oordeel dat dit, naast de andere gevorderde materiële schadeposten, een toewijsbare schadepost is. Uit artikel 6:96, tweede lid onder b, Burgerlijk Wetboek volgt immers dat ook kosten ter vaststelling van schade als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komen.
Gelet op het voorgaande, het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 meer subsidiair bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag aan materiële schade.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij ook rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 2 meer subsidiair bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 3.000. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 4.463,51, bestaande uit € 1.463,51 aan materiële schade en € 3.000 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 10 februari 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Aangezien de vordering grotendeels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.463,51, vermeerderd met de wettelijke rente daarover
vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

Bij de verdachte is inbeslaggenomen een bedrag van € 675. De officier van justitie en de raadsman hebben zich niet uitgelaten over de vraag wat er met dit beslag moet gebeuren. De rechtbank is van oordeel dat, aangezien het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, de teruggave aan [verdachte] moet worden gelast van het op de beslaglijst genoemde bedrag van € 675.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 282 en 308 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.
10. De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 meer subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 1:
medeplegen van poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven/beroofd houden;
ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 2 meer subsidiair:
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 1:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om te betalen een bedrag van € 6.990,80, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 februari 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 1] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 6.990,80, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 69 dagen, waarbij de toepassing van gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat als de mededaders de toegewezen schadevergoedingen deels of geheel aan de benadeelde partijen hebben betaald en/of de betalingsverplichtingen aan de Staat deels of geheel hebben voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte en zijn mededaders de toegewezen schadevergoedingen deels of geheel aan de benadeelde partijen hebben betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de Staat te betalen en dat als de verdachte en zijn mededaders de betalingsverplichtingen aan de Staat deels of geheel hebben voldaan, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partijen te betalen;
ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 2 meer subsidiair:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] deels toe tot een bedrag van € 4.463,51 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 februari 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.463,51, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 54 dagen, waarbij de toepassing van gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
beslag
gelast de teruggave aan [verdachte] van het op de beslaglijst genoemde bedrag van € 675.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L. Harmsen, voorzitter,
mr. H.C.L. Vreugdenhil, rechter,
mr. W.R. van Hattum, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 december 2023.