ECLI:NL:RBDHA:2023:19861

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
NL23.17607
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met terugkeerbesluit en inreisverbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die geconfronteerd werd met een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hem een terugkeerbesluit had opgelegd en zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning buiten behandeling had gesteld. De verzoeker vorderde dat hij niet zou worden uitgezet totdat op zijn bezwaar en beroep was beslist.

Tijdens de zitting op 6 september 2023 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De Staatssecretaris heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek voor zover het betreft het verbod op uitzetting totdat op het bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er aanleiding is om het verzoek toe te wijzen, aangezien er sprake is van onmiddellijke spoed en de verzoeker anders op elk moment kan worden uitgezet.

De voorzieningenrechter heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 december 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.17607
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.P.W. Temminck Tuinstra), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. Met het besluit van 2 april 2023 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder aan verzoeker een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn opgelegd. Met het besluit van 12 juni 2023 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om het aan hem opgelegde inreisverbod op te heffen afgewezen. Ook heeft verweerder met ditzelfde besluit verzoekers aanvraag voor een verblijfsvergunning buiten behandeling gesteld.
2. Verzoeker heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld en daarnaast bezwaar gemaakt tegen de buitenbehandelingstelling van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning in het bestreden besluit 2. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om hangende het bezwaar en het beroep (zaaknummer beroep NL23.176066) tegen het bestreden besluit 2 een voorlopige voorziening te treffen.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met het beroep in de zaak NL23.13085 (bestreden besluit 1) en in de zaak NL23.176066 (bestreden besluit 2), op 6 september 2023 op een zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het verzoek

4. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij door de bestreden besluiten op elk moment uitgezet kan worden. Verzoeker wil met zijn verzoek bereiken dat hij niet wordt uitgezet totdat op zijn bezwaar en beroep is beslist. Hij verzoekt de voorzieningenrechter verder om de rechtsgevolgen van het inreisverbod op te schorten en verweerder op te dragen een sticker in zijn paspoort te plaatsen met de vermelding ‘arbeid vrij toegestaan’.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. De rechtbank heeft bij uitspraak van vandaag al uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker met zaaknummer NL23.176066. De voorzieningenrechter hoeft dus niet meer te bepalen dat van uitzetting van verzoeker moet worden afgezien tot op het beroep in die zaak is beslist.
6. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding het verzoek toe te wijzen voor zover verzoeker heeft verzocht om hem niet uit te zetten totdat is beslist op zijn bezwaar tegen de buitenbehandelingstelling van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning . De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
7. Wanneer tegen een besluit bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen als verzoeker daarom vraagt. Dit kan alleen als er sprake is van onmiddellijke spoed. Dit betekent dat de beslissing op het bezwaar absoluut niet kan worden afgewacht.1
8. Tijdens de zitting heeft verweerder meegedeeld dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek voor zover dit erop ziet dat verzoeker niet mag worden uitgezet tot op zijn bezwaar is beslist.
9. Nu tussen partijen niet langer in geschil is dat hangende het bezwaar van uitzetting van verzoeker behoort te worden afgezien, bestaat aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en uitzetting te verbieden tot op het bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter ziet geen aanknopingspunten om de verdergaande maatregelen die verzoeker heeft verzocht op dit moment toe te wijzen.
10. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Verzoeker en zijn gemachtigde zijn weliswaar ook op de zitting verschenen, maar voor de behandeling op de zitting heeft de rechtbank in de beroepsprocedure al een punt toegekend.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder om verzoeker uit Nederland te verwijderen tot op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
1. Dit volgt uit artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 december 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.