In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die geconfronteerd werd met een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hem een terugkeerbesluit had opgelegd en zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning buiten behandeling had gesteld. De verzoeker vorderde dat hij niet zou worden uitgezet totdat op zijn bezwaar en beroep was beslist.
Tijdens de zitting op 6 september 2023 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De Staatssecretaris heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek voor zover het betreft het verbod op uitzetting totdat op het bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er aanleiding is om het verzoek toe te wijzen, aangezien er sprake is van onmiddellijke spoed en de verzoeker anders op elk moment kan worden uitgezet.
De voorzieningenrechter heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 december 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.