ECLI:NL:RBDHA:2023:19856
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. Dit besluit, genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 2 november 2023, leidde tot beroep door de verzoeker.
De zitting vond plaats op 21 november 2023, waar de verzoeker en zijn gemachtigde, mr. G. Ocak, niet verschenen. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. A. Dijcks. Na de behandeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL23.34802) die betrekking had op het beroep van de verzoeker.
De rechtbank oordeelde dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, aangezien de hoofdzaak al was behandeld. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.H. Lange, met mr. M.A.W.M. Engels als griffier. De bekendmaking van het proces-verbaal vond plaats op 5 december 2023, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.