ECLI:NL:RBDHA:2023:19855

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
09/041710-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 15 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte, geboren in 2000 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het samen met anderen plannen en uitvoeren van een ontvoering van een slachtoffer op 10 februari 2023 in Zoetermeer. Tijdens de zittingen op 26 mei, 23 augustus, 21 november en 1 december 2023 werd het bewijs gepresenteerd, waaronder getuigenverklaringen en materiaal dat in de bestelbus van de verdachte werd aangetroffen, zoals tiewraps en wegwerpoveralls. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten een gezamenlijk voornemen hadden om het slachtoffer te ontvoeren, wat resulteerde in een gewelddadige confrontatie waarbij het slachtoffer ernstig werd mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot ontvoering, waarbij de uitvoering niet was voltooid door het verzet van het slachtoffer en de snelle reactie van een getuige die de politie belde. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van de tijd in voorarrest, en wees een schadevergoeding van € 6.990,80 toe aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-041710-23
Datum uitspraak: 15 december 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire [inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 26 mei 2023, 23 augustus 2023, 21 november 2023 (pro forma’s) en 1 december 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.A.C. Looijestein en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. M.B. Brouwer naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2023 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
- op zijn mobiele telefoon verschillende (afgelegen) parken/plaatsen in Nederland
heeft opgezocht en/of heeft gezocht naar “martel materiaal”,
- [slachtoffer] uit heeft genodigd voor een ontmoeting (op een afgelegen (parkeer)plaats),
- een (vlucht)auto, te weten een Renault Capture, naar Nederland heeft gereden en die vervolgens met valse/gestolen kentekenplaten binnen enkele kilometers van de ontmoetingsplaats heeft neergezet,
- met een bestelbus, te weten een Fiat Ducato, en een auto, te weten een Renault Clio, gezamenlijk vanuit België naar Nederland is gereden,
- in die bestelbus (geprepareerde) tiewraps, (vijf) (scheur)overallen en een verduisterde/donkere (ski)bril klaar heeft gelegd,
- de ontmoeting met [slachtoffer] heeft laten plaatsvinden op een afgelegen (parkeer)plaats,
- via berichten en telefoongesprekken onderling (middels drie telefoons, respectievelijk in gebruik bij [medeverdachte 1] , iemand in de bestelbus en iemand in de Renault Clio) contact heeft gehouden over (het moment en/of de wijze van) de uitvoering van het (voorgenomen) misdrijf tegen [slachtoffer] ,
- met [slachtoffer] langs de bestelbus is gelopen,
- [slachtoffer] onderuit heeft geschopt, heeft geslagen tegen het hoofd en/of het lichaam, en/of heeft geschopt tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een nekklem aan te leggen, en/of
- [slachtoffer] in de bus heeft getrokken/geduwd, en/of daarbij heeft geprobeerd tiewraps om de polsen van [slachtoffer] te doen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
3.4.1.
Vaststelling van feiten
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. De [medeverdachte 1] heeft op 10 februari 2023 omstreeks 20:45 uur op een afgelegen plek in Zoetermeer met de aangever [slachtoffer] (hierna: de aangever) afgesproken. De verdachte en [medeverdachte 2] zijn daar vanuit België met een bestelbusje ook heen gegaan. Toen [medeverdachte 1] en de aangever langs het busje liepen, hebben de verdachte en zijn beide medeverdachten de aangever, terwijl zij hem fors mishandelden, in het busje getrokken/geduwd. Vlak daarvóór hadden de verdachte, zijn medeverdachten en iemand in een - ook vanuit België naar de plaats delict gereisde - Renault Clio (hierover) via drie telefoons contact met elkaar gehouden.
Een toevallig voorbijrijdende fietser was getuige van het gebeurde. Hij heeft de politie gebeld. De politie kwam ter plaatse en heeft de verdachte en de medeverdachten, nadat de politie zag dat zij van de bestelbus wegrenden, aangehouden. De verdachte is hierbij in het water gesprongen. In en rondom de bestelbus werden door de politie onder andere (geprepareerde) tiewraps, wegwerpoveralls en een geblindeerde skibril aangetroffen.
3.4.2.
Medeplegen van poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving?
De rechtbank is van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat de handelingen van de verdachte en zijn medeverdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer erop waren gericht de aangever wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, dat sprake is van een gezamenlijk voornemen daartoe dat zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Dat de aangever uiteindelijk niet is ontvoerd, is uitsluitend te danken aan zijn (hevige) verzet en het heldhaftige handelen van de getuige.
3.4.3.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 10 februari 2023 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
- op zijn mobiele telefoon verschillende afgelegen plaatsen in Nederland heeft opgezocht en heeft gezocht naar “martel materiaal”,
- [slachtoffer] uit heeft genodigd voor een ontmoeting op een afgelegen (parkeer)plaats,
- met een bestelbus, te weten een Fiat Ducato, en een auto, te weten een Renault Clio, gezamenlijk vanuit België naar Nederland is gereden,
- in die bestelbus (geprepareerde) tiewraps,
overallsen een verduisterde/donkere skibril klaar heeft gelegd,
- de ontmoeting met [slachtoffer] heeft laten plaatsvinden op een afgelegen (parkeer)plaats,
- via berichten onderling (middels drie telefoons, respectievelijk in gebruik bij [medeverdachte 1] , iemand in de bestelbus en iemand in de Renault Clio) contact heeft gehouden over (het moment en de wijze van) de uitvoering van het (voorgenomen) misdrijf tegen [slachtoffer] ,
- met [slachtoffer] langs de bestelbus is gelopen,
- [slachtoffer] onderuit heeft geschopt, heeft geslagen tegen het hoofd en het lichaam, en heeft geschopt tegen het hoofd en het lichaam en een nekklem aan te leggen, en
- [slachtoffer] in de bus heeft getrokken/geduwd, en daarbij heeft geprobeerd tiewraps om de polsen van [slachtoffer] te doen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een aantal uitspraken in vergelijkbare zaken genoemd, waaruit blijkt dat de eis van de officier van justitie veel te hoog is. De raadsman heeft verzocht in geval van bewezenverklaring aansluiting te zoeken bij de door hem genoemde uitspraken en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een onvoorwaardelijk deel dat langer is dan het voorarrest.
Daarbij is van belang dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving. Op geraffineerde wijze is [slachtoffer] ’s avonds door [medeverdachte 1] naar een afgelegen plek gelokt, terwijl de verdachte en [medeverdachte 2] in de bestelbus aan het wachten waren. Zij stonden in contact met [medeverdachte 1] en wisten dat [slachtoffer] alleen gekomen was, dat zij daardoor konden toeslaan en wisten ook op welk moment zij dat moesten doen. Vervolgens is zeer veel geweld toegepast om [slachtoffer] in de bestelbus te krijgen. Hiervan waren toevallig langsfietsende voorbijgangers getuige. [slachtoffer] heeft zeer fors letsel opgelopen en heeft aan het gebeurde meerdere zichtbare littekens overgehouden. Gelet op de in en rondom de bestelbus aanwezige goederen is het geenszins ondenkbaar dat het veel erger was afgelopen als de ontvoering geslaagd zou zijn. Dat het bij een poging is gebleven, is niet te danken aan de verdachte en de medeverdachten, maar aan zijn heftige verzet en het kordate optreden van een getuige die het heeft aangedurfd om op korte afstand van het gebeurde 112 te bellen, waarna de politie snel ter plaatse was.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 oktober 2023. Daaruit volgt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in Nederland in aanraking is gekomen.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank heeft daarbij - anders dan de officier van justitie - gelet op gevangenisstraffen die in het recente verleden in vergelijkbare zaken over (poging tot) ontvoering zijn opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

7.1.
De vordering van [slachtoffer]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 6.990,80. Dit bedrag bestaat uit € 1.990,80 aan materiële schade (eigen risico ambulancevervoer en kosten behandelingen psycholoog) en € 5.000 aan immateriële schade, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zoals verzocht wordt toegewezen, met bepaling van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het totaal van de gevorderde schade.
7.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in verband met de bepleite vrijspraak primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsman de hoogte van de vordering betwist. Hij heeft verzocht de vordering gedeeltelijk toe te wijzen, tot een bedrag van maximaal € 4.490,80 (€ 1.990,80 aan materiële schade en € 2.500 aan immateriële schade).
7.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd en door de verdediging onvoldoende gemotiveerd betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag aan materiële schade.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij ook rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 5.000.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 6.990,80, bestaande uit € 1990,80 aan materiële schade en € 5.000 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 10 februari 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Aangezien de vordering geheel wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 6.990,80, vermeerderd met de wettelijke rente daarover
vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
medeplegen van poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid beroven/beroofd houden;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om te betalen een bedrag van € 6.990,80, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 februari 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 6.990,80, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 69 dagen, waarbij de toepassing van gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat als de mededaders de toegewezen schadevergoedingen deels of geheel aan de benadeelde partijen hebben betaald en/of de betalingsverplichtingen aan de Staat deels of geheel hebben voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte en zijn mededaders de toegewezen schadevergoedingen deels of geheel aan de benadeelde partijen hebben betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de Staat te betalen en dat als de verdachte en zijn mededaders de betalingsverplichtingen aan de Staat deels of geheel hebben voldaan, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partijen te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L. Harmsen, voorzitter,
mr. H.C.L. Vreugdenhil, rechter,
mr. W.R. van Hattum, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 december 2023.