In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Kameroense eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 2002, heeft op 3 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 21 augustus 2023 werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 7 november 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. H. Loth, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door S. Alberts.
De rechtbank constateert dat er discrepanties zijn tussen de verklaringen van eiser tijdens het gehoor en zijn zienswijze. Eiser stelt dat hij vreest voor vervolging vanwege zijn politieke activiteiten en die van zijn vader, die in 2017 is overleden na mishandeling door militairen. De staatssecretaris heeft echter de vrees voor vervolging niet aannemelijk geacht, wat de rechtbank in twijfel trekt. De rechtbank oordeelt dat eiser ten onrechte niet aanvullend is gehoord over zijn politieke activiteiten, wat leidt tot een motiveringsgebrek in het besluit van de staatssecretaris.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag, waarbij hij eiser aanvullend moet horen over zijn politieke activiteiten. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.