Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot brandstichting en vernieling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 april 2021 in een Extra Beveiligde Kamer (EBK) van GGZ Delfland te Delft. De verdachte, geboren in 2000, werd ervan beschuldigd opzettelijk een brand te hebben willen stichten door een brandende aansteker in contact te brengen met een deken in zijn kamer. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de poging tot brandstichting, maar de rechtbank oordeelde dat de poging absoluut ondeugdelijk was. De deken was gemaakt van brandwerend materiaal en er was geen bewijs dat de verdachte op een andere manier brand had kunnen veroorzaken. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit van vernieling, omdat hij opzettelijk en wederrechtelijk een deken had vernield die toebehoorde aan GGZ Delfland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen geen respect had getoond voor andermans eigendommen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychische stoornis, en de eerdere rapportages van de reclassering. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.