ECLI:NL:RBDHA:2023:19781
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om dwangsommen
In deze zaak heeft eiser op 14 april 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet tijdig behandeld, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 17 juli 2023. De staatssecretaris ontving deze ingebrekestelling op 18 juli 2023. Eiser heeft vervolgens op 15 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op 25 oktober 2023 heeft de staatssecretaris alsnog de aanvraag ingewilligd, maar eiser heeft het beroep gehandhaafd met betrekking tot het verzoek om dwangsommen.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn voor de staatssecretaris is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de staatssecretaris inmiddels een besluit had genomen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris geen bestuurlijke dwangsom aan eiser verschuldigd is, conform eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ten slotte heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.