ECLI:NL:RBDHA:2023:19779

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
NL23.31485 en NL23.31487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Moldavische eisers en de verantwoordelijkheid van Duitsland onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 8 december 2023 uitspraak gedaan in de zaken NL23.31485 en NL23.31487. De eisers, twee Moldavische burgers, hebben beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun asielaanvragen niet in behandeling heeft genomen op grond van de Dublinverordening. De staatssecretaris stelde dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen, aangezien eisers eerder in Duitsland een asielaanvraag hebben ingediend. Tijdens de zitting op 23 november 2023 zijn eisers en hun gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Eisers voerden aan dat Duitsland niet langer kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat zij geen recht zouden hebben op gefinancierde rechtsbijstand en de medische voorzieningen in Duitsland onder de maat zouden zijn. Tevens stelden zij dat zij in Duitsland geen bescherming zouden krijgen tegen de Moldavische autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat Duitsland zijn verplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeerde dat Duitsland, op basis van het claimakkoord van 28 augustus 2023, de asielaanvragen van eisers in behandeling zal nemen in overeenstemming met de Europese richtlijnen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de persoonlijke omstandigheden van eisers geen bijzondere redenen vormen om af te wijken van de standaardprocedure, en dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de asielaanvragen niet aan zich te trekken. De beroepen van eisers zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien via de website van de rechtspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.31485 en NL23.31487 V-nummers: [Nummer 1] en [Nummer 2]
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [Naam 1], eiser,
[Naam 2], eiseres, hierna tezamen: eisers,
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. S. Vreugdehil-Brock).

Procesverloop

Bij besluiten van 3 oktober 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 23 november 2023 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eisers stellen te zijn geboren op respectievelijk [Geboortedatum 1] en [Geboortedatum 2] en de Moldavische nationaliteit te hebben.
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eisers op 8 juni 2023 in Duitsland een asielaanvraag hebben ingediend. Nederland heeft op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening2 een verzoek om terugname gedaan. Op 28 augustus 2023 heeft Duitsland het verzoek aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van Duitsland vaststaat.3
1. Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
2 Verordening (EU) nr. 604/2013.
3. Eisers voeren aan dat ten aanzien van Duitsland niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Zij hebben in Duitsland geen recht op gefinancierde rechtsbijstand en zijn de medische voorziening aldaar onder de maat. Verder krijgen zij in Duitsland geen bescherming tegen de Moldavische autoriteiten. Ter onderbouwing hiervan verwijzen eisers naar het AIDA-rapport van april 2019. Gelet hierop had verweerder de asielaanvragen aan zich moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers.
5. Verweerder mag er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel vanuit gaan dat Duitsland zijn verplichtingen jegens eisers nakomt. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat dit in hun geval anders is. Eisers zijn hier niet in geslaagd. Duitsland heeft immers met het claimakkoord van 28 augustus 2023 gegarandeerd de asielaanvragen van eisers in behandeling te nemen met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. Eisers hebben niet onderbouwd dat zij in strijd met die richtlijnen geen toegang hebben (gehad) tot gefinancierde rechtsbijstand en het is verder niet gebleken dat de medische voorzieningen in Duitsland onder de maat zijn. Verder volgt uit het aangehaalde AIDA-rapport evenmin dat Duitsland zich in het algemeen, maar ook in het bijzonder ten opzichte van eisers, niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. Dit betekent ook dat als eisers vinden dat Duitsland zijn verplichtingen niet nakomt, het op hun weg ligt om daarover in Duitsland te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Dat dit voor hen niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat de autoriteiten van Duitsland hen niet zouden kunnen of willen helpen.
6. Verweerder heeft verder in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door eisers aangevoerde (persoonlijke) omstandigheden geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat overdracht van eisers aan Duitsland van onevenredige hardheid getuigt en waarin verweerder aanleiding had moeten zien om de asielaanvragen aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
7. De beroepen zijn ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van M. Elmi, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie
op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR32166419

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.