ECLI:NL:RBDHA:2023:19663

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
NL23.33539
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

Op 13 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Algerijnse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de eiser niet had aangetoond dat hij in Zwitserland geen opvang zou ontvangen of dat er geen effectief rechtsmiddel openstond. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat Zwitserland zijn verdragsverplichtingen nakomt en dat er geen ernstige tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem in Zwitserland waren. De rechtbank benadrukte dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn vrees voor een onzorgvuldige asielprocedure in Zwitserland te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de asielaanvraag van de eiser terecht niet in behandeling had genomen en dat de eiser zal worden overgedragen aan Zwitserland. De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33539

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
aliassen:
[alias 1], geboren op [geboortedatum alias 1] , van Algerijnse nationaliteit,
[alias 2], geboren op [geboortedatum alias 2] , van onbekende nationaliteit,
[alias 3], geboren op [geboortedatum alias 3] , van onbekende nationaliteit,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. D.L. Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 20 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1.2.
Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer NL23.33539. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland op 2 oktober 2023 bij Zwitserland een verzoek om terugname gedaan. Zwitserland heeft dit verzoek op 11 oktober 2023 op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder c, van de Dublinverordening aanvaard.
Beroepsgronden eiser
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan. Eiser stelt dat hij vreest dat hij in Zwitserland geen zorgvuldige asielprocedure kan krijgen en dat hij na overdracht zal worden uitgezet naar zijn land van herkomst, waar hij zegt een gegronde reden te hebben om te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag en een reëel risico te lopen op schending van artikel 3 van het EVRM [2] . Eiser vreest dat hij in Zwitserland niet de mogelijkheid zal krijgen om een effectief rechtsmiddel in de zin van artikel 13 van het EVRM in te stellen tegen een afwijzende asielbeslissing, nu hij in Zwitserland dakloos vreest te worden waardoor toegang tot gratis rechtsbijstand onmogelijk wordt. Eiser stelt dat hem in Zwitserland een behoorlijke opvang en toegang tot medische voorzieningen zal worden onthouden en dat hij in een toestand van zeer verregaande materiele deprivatie terecht zal komen. Verder stelt eiser dat hij zijn asielaanvraag in Zwitserland niet heeft afgewacht en acht hij het waarschijnlijk dat zijn aanvraag inmiddels is afgewezen zonder dat tijdig beroep is ingediend. Na overdracht zal hij een opvolgende asielaanvraag moeten indienen. Ter onderbouwing wijst eiser op de publicatie
Forms and levels of material reception conditions Switzerland, van AIDA, update 30 juni 2023. Hieruit blijkt volgens eiser dat hij in Zwitserland geen aanspraak kan maken op sociale bijstand, waaronder normale asielopvang. Eiser is dan aangewezen op noodopvang, dat zijn gezondheid op langere termijn kan schaden.
Oordeel van de rechtbank
6. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er in het algemeen van uitgaan dat Zwitserland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts, ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat ernstig moet worden gevreesd dat het asiel- en opvangsysteem in Zwitserland dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Zwitserland een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest [3] . Van een schending van artikel 4 van het Handvest zal, in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo [4] .
6.1.
Eiser is hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. Uit het overgelegde AIDA-rapport volgt niet dat Dublinclaimanten geen opvang ontvangen. Uit dit rapport blijkt bovendien dat asielzoekers gedurende de gehele procedure huisvesting krijgen (zie p. 91). Verder volgt uit het rapport dat personen met een verwijderingsbesluit zijn uitgesloten van sociale bijstand. Zij krijgen spoedeisende hulp en hulp op aanvraag indien zij zich in een noodsituatie bevinden. De noodhulp is een onvoorwaardelijk recht voor iedereen die niet in staat is voor zichzelf te zorgen (zie p. 93). Verder volgt uit het persoonlijk relaas van eiser, dat hij eerder ook opvang heeft gehad in Zwitserland. De staatssecretaris heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser met de verwijzing naar het AIDA-rapport onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in Zwitserland sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang en de asielprocedure en ook niet dat eiser als Dublinclaimant geen recht op rechtsbijstand zal hebben. De enkele omstandigheid dat asielzoekers in Zwitserland niet automatisch recht hebben op gefinancierde rechtsbijstand maakt ook niet dat sprake is van structurele tekortkomingen. Dit is namelijk niet in strijd met de Procedurerichtlijn. Verder heeft eiser geheel niet onderbouwd dat er in Zwitserland geen effectief rechtsmiddel openstaat indien zijn (nog in te dienen) asielaanvraag wordt afgewezen. Eiser kan in beroep bij de
Federal Administratieve Courttegen een afwijzende asielbeslissing. Voorts heeft eiser zijn medische problematiek niet met stukken onderbouwd, zodat al daarom zijn betoog aangaande medische problemen en medische voorzieningen alsmede zijn beroep op het arrest Jawo, niet slaagt. De medische voorzieningen van de lidstaten mogen in beginsel, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, vergelijkbaar worden verondersteld.
6.2.
De staatssecretaris heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat Zwitserland het terugnameverzoek heeft geaccepteerd en heeft gegarandeerd eisers (of het nu gaat om een eerste of opvolgende) asielaanvraag in behandeling te nemen overeenkomstig de internationale verplichtingen en relevante Europese richtlijnen. Gesteld nog gebleken is dat Zwitserland eisers asielverzoek op een zodanige manier zal behandelen dat sprake zou zijn van ernstige tekortkomingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening of schending van artikel 13 van het EVRM. De garantie van Zwitserland om het asielverzoek in behandeling te nemen omvat ook de verantwoordelijkheid dat een eventuele uitzetting niet in strijd is met het verbod van refoulement. Eiser biedt geen concrete aanknopingspunten die aanleiding geven om hieraan te twijfelen.
6.3.
Van eiser mag worden voorts verwacht dat hij zich bij voorkomende problemen in de Zwitserse asielprocedure, opvangvoorzieningen, of anderszins beklaagt bij de (hogere) Zwitserse autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat die mogelijkheid er voor hem niet is of dat de Zwitserse autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen, dan wel dat het zoeken van hulp bij voorbaat zinloos is. Ook in dit verband ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat er sprake zou zijn van ernstige tekortkomingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening.
6.4.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de staatssecretaris, mede gelet op al het voorgaande, geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen en dat eiser zal worden overgedragen aan Zwitserland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Zie punten 91-93 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.