ECLI:NL:RBDHA:2023:1966

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
AWB - 21_ 8092
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een Ziektewet-uitkering ontving, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser had zich op 1 mei 2020 ziek gemeld en ontving vanaf 30 september 2020 een Ziektewet-uitkering. De Uwv beëindigde deze uitkering per 28 augustus 2021, omdat de arbeidsdeskundige van mening was dat de eiser in staat was om meer dan 65% van zijn laatste loon te verdienen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de beëindiging van de Ziektewet-uitkering op goede gronden heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft zich beperkt tot de arbeidskundige beoordeling, aangezien eiser alleen arbeidskundige gronden heeft aangevoerd. De rechtbank heeft de rapporten van de arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts beoordeeld en geconcludeerd dat de functies die aan eiser zijn aangeboden, geschikt zijn, ondanks de door eiser aangevoerde beperkingen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de geschiktheid van eiser voor de geduide functies.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de Ziektewet-uitkering terecht was. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/8092

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: H. Tahiri el Osruti),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.S. de Vreeze).

Procesverloop

In het besluit van 27 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder meegedeeld dat de uitkering die eiser ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per 28 augustus 2021 wordt beëindigd.
In het besluit van 4 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
1.1
Eiser werkte als kapper voor 5,98 uur per week. Hij meldde zich op 1 mei 2020 met gezondheidsklachten ziek. Op dat moment ontving hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Verweerder kende een ZW-uitkering toe per 30 september 2020.
1.2
In het kader van de zogeheten eerstejaars Ziektewet-beoordeling is een medisch onderzoek verricht door een arts. Deze arts heeft van zijn bevindingen een rapport uitgebracht en de beperkingen van eiser vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 10 juni 2021.
1.3
Aan de hand van deze FML zijn door de arbeidsdeskundige diverse functies geselecteerd. Op basis van die functies kan eiser volgens de arbeidsdeskundige meer dan 65% van zijn laatste loon verdienen. Verweerder heeft vervolgens de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 28 augustus 2021 beëindigd.
1.4
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Het bestreden besluit is gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 4 november 2021.
Standpunt van eiser
2. Eiser is het oneens met dit besluit. Hij vindt dat hij ongeschikt is voor een aantal van de geselecteerde functies.
Beoordeling door de rechtbank
3. De vraag is of verweerder terecht stelt dat eiser meer dan 65% van zijn laatste loon kan verdienen. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Omdat eiser alleen arbeidskundige gronden heeft aangevoerd zal de rechtbank geen overwegingen wijden aan de medische beoordeling en zich hierna beperken tot overwegingen die zien op de arbeidskundige beoordeling.
4.1
Naar aanleiding van de arbeidskundige gronden, die door eiser niet eerder dan in beroep naar voren zijn gebracht, heeft verweerder de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) een onderzoek laten verrichten. Uit zijn rapport van 8 maart 2022 blijkt dat hij de door de eerste arbeidsdeskundige geduide functies geschikt acht voor eiser. Hierbij gaat het om de functies wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053), machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk) (SBC-code 264122) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 267071). Als reserve is de functie productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) geselecteerd.
4.2
Eiser voert aan dat hij niet geschikt is voor de functies machinaal metaalbewerker en wikkelaar (nieuw en revisie) omdat hij geen technische opleiding heeft genoten en geen enkele vorm van ervaring heeft in de technische branche.
4.3
Uit de arbeidsmogelijkhedenlijst blijkt dat in de functies machinaal metaalbewerker en wikkelaar (nieuw en revisie) sprake is van het opleidingsniveau basisonderwijs en eventueel meerdere jaren vervolgonderwijs zonder diploma of andere opleidingen op dit niveau. Ervaring is in beide functies niet vereist. De rechtbank kan zich daarom verenigen met het standpunt van de arbeidsdeskundige b&b in het rapport van
8 maart 2022 dat de bedoelde functies wat betreft de opleidings- en ervaringseisen toegankelijk zijn voor eiser. Dat er volgens eiser vacatures zijn van soortgelijke functies waarin het hebben van vaktechnische kennis wel een vereiste is, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Zij neemt hierbij de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in aanmerking. [1] Hieruit blijkt dat in beginsel mag worden uitgegaan van de juistheid van de aan het CBBS ontleende gegevens.
4.4
De functie wikkelaar (nieuwe en revisie) vindt eiser ongeschikt vanwege de beperkingen die voor hem gelden voor zitten (tijdens het werk, maximaal 1 uur achtereen) en staan (tijdens het werk, ongeveer 1 uur op een dag) en vanwege het feit dat het gaat om precisiewerk. Ook kan eiser niet meer dan 2 minuten achtereen gebogen en/of getordeerd actief zijn. Het is voor het uitoefenen van de functies vereist dat met enige regelmaat een gebogen en/of getordeerde houding wordt aangenomen om het werk nauwkeurig te kunnen doen. Eiser neemt deze houding bij voorkeur niet aan. Indien hij dit wel doet komt zijn gezondheid in het geding. Hij verwijst in dit verband naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). [2]
4.5
De rechtbank stelt voorop dat de eerste arbeidsdeskundige bij het selecteren van de functies rekening heeft gehouden met de beperkingen die voor eiser zijn vastgelegd in de FML. De functies blijven in het algemeen binnen de marge van de daarin opgenomen beperkingen.
4.6
Uit het Resultaat functiebeoordeling van de functie wikkelaar (nieuw en revisie) en de ‘toelichtende aantekeningen ten aanzien van signaleringen’, blijkt dat de belasting op de aspecten zitten en staan binnen de grenzen van de gestelde beperkingen valt. In deze functie is de duur van het aaneengesloten zitten beperkt en hoeft nooit langer dan 1 minuut te worden gestaan. Eiser mag naar eigen keuze het werk zittend of staand uitvoeren. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de eerste arbeidsdeskundige hierover heeft overlegd met de eerste arts waarbij naar voren is gekomen dat er voldoende vertredingsmogelijkheden zijn. Verder vindt de arbeidsdeskundige b&b de motivering die de eerste arbeidsdeskundige in het Resultaat functiebeoordeling heeft gegeven over de signaleringen die wel voorkomen in de functie wikkelaar (nieuwe en revisie), voldoende adequaat. De rechtbank heeft geen aanwijzingen om dit onjuist te vinden. Dit geldt ook voor de motivering van de signalering die in de functie wikkelaar (nieuw en revisie) op het aspect gebogen en/of getordeerd actief zijn voorkomt. De rechtbank leidt uit die motivering af dat gebogen en/of getordeerd actief zijn in deze functie wel wat vaker voorkomt, dus in een wat hogere frequentie, maar de belasting is lager, namelijk één minuut aaneengesloten in plaats van twee minuten. Daarom is er volgens de arbeidsdeskundige b&b geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid van eiser op dit punt.
4.7
De onder 4.4. genoemde beroepsgronden voert eiser ook aan met betrekking tot de functie machinaal metaalbewerker. Ook deze functie vindt eiser ongeschikt vanwege de lichamelijke belasting die hierin voorkomt met betrekking tot het zitten, staan en gebogen en/of getordeerd actief zijn.
4.8
De hiervoor onder 4.6 vermelde overwegingen gelden ook voor de functie machinaal metaalbewerker. Er komen enkele signaleringen voor, maar die zijn adequaat gemotiveerd door de eerste arbeidsdeskundige, zoals de arbeidsdeskundige b&b terecht heeft opgemerkt. De arbeidsdeskundige heeft ook deze functie besproken met de eerste arts, en daarbij is geconcludeerd dat ook deze functie geschikt is voor eiser.
4.9
Gelet op het voorgaande en uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiser voor de geduide functies.
Conclusie
5. Het vorenstaande betekent dat de ZW-uitkering terecht en op goede gronden per
28 augustus 2021 is beëindigd.
6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 4 november 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:884.
2.CRvB 22 januari 1973, RSV 1973/204