In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag met het bestreden besluit van 19 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens verweerder verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren, maar eiser zelf niet.
De rechtbank concludeert dat het claimverzoek van verweerder aan de Duitse autoriteiten te laat is verzonden. Volgens de Dublinverordening moet een terugnameverzoek binnen twee maanden na de indiening van een asielaanvraag worden ingediend. Eiser had zijn aanvraag op 12 maart 2023 ingediend, maar het claimverzoek werd pas op 15 mei 2023 verzonden. De rechtbank stelt vast dat Duitsland vanaf 13 maart 2023 verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, en dat verweerder daarom uiterlijk op 13 mei 2023 een claimverzoek had moeten indienen.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Er moet een inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag plaatsvinden, en de rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.674,- worden vastgesteld. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 24 juli 2023.