ECLI:NL:RBDHA:2023:1962

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
C-09-627777-HA ZA 22-323
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verzekeringsdekking sloep afgewezen wegens onvoldoende bewijs van eigendom en niet-naleving polisvoorwaarden

In deze zaak heeft eiseres, die een pleziervaartuigverzekering had afgesloten bij Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., een vordering ingesteld voor schadevergoeding na de vermeende diefstal van haar sloep. Eiseres stelde dat haar sloep ter waarde van € 17.500,00 was gestolen in de periode van 2 april tot 2 augustus 2019. Nationale-Nederlanden weigerde echter dekking te verlenen, omdat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij de eigenaar van de sloep was en niet voldeed aan de polisvoorwaarden. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd van haar eigendom, zoals een aankoopbewijs of bewijs van betaling. Daarnaast was er onvoldoende onderbouwing dat de sloep voldeed aan de vereisten voor beveiliging zoals gesteld in de polisvoorwaarden. Bovendien werd gesteld dat de sloep commercieel werd gebruikt, wat in strijd was met de verzekeringsvoorwaarden die alleen dekking boden voor recreatief particulier gebruik. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van Nationale-Nederlanden, die op € 4.369,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd mondeling gedaan op 21 februari 2023.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zitting hebben:
rechter: mr. J. Brandt
griffier: mr. N.A Bentvelzen
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 21 februari 2023
In de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/09/627777 / HA ZA 22-323 van:
[eiseres]te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.P. van Rossum te Den Haag,
tegen
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M. Weekenborg te Amsterdam.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘NN’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 april 2022 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 30 november 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 21 februari 2023.
1.2.
Na schorsing van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. Als één van partijen hoger beroep wil instellen tegen deze uitspraak, zal op verzoek van deze partij een afzonderlijk proces-verbaal worden opgemaakt van wat op de zitting is besproken.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
2.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van NN, tot op vandaag vastgesteld op € 4.369,00;
2.3.
begroot de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis op € 163,00 aan salaris advocaat, als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling en € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van betaling;
2.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
waar gaat de zaak over?
3.2.
[eiseres] heeft op 8 augustus 2017 als verzekeringnemer een pleziervaartuigverzekering afgesloten bij (de rechtsvoorganger van) NN met
polisnummer [nummer] . Het verzekerde vaartuig is de sloep ' [de Sloep] ' van het type Isloep 735 (“de sloep").
3.3.
[eiseres] stelt dat haar sloep ter waarde van € 17.500,00 is gestolen of verduisterd en dat dit waarschijnlijk is gebeurd in de periode van 2 april tot 2 augustus 2019. NN heeft geweigerd dekking te verlenen onder de polis. [eiseres] vordert daarom van NN uitkering van haar materiële schade van € 17.500,00 op grond van de verzekeringsovereenkomst. Daarnaast vordert zij een “immateriële” schadevergoeding van € 12.480,00 omdat zij geen gebruik heeft kunnen maken van haar sloep. Zij baseert dit bedrag op de huurprijs van een vervangende sloep van € 65,00 per uur, waarbij zij stelt dat ze de sloep minstens zestien keer per jaar gedurende drie uur gebruikte. Tot slot vordert zij € 195,00 per dag voor iedere week dat NN de door haar gestelde materiële schade van € 17.500,00 niet uitkeert.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat NN terecht heeft geweigerd om dekking te verlenen, en wel om de volgende redenen.
geen verzekerbaar belang
3.5.
In de eerste plaats geldt dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij eigenaar is van de sloep, terwijl zij op grond van het verzekeringsrecht en de toepasselijke polisvoorwaarden (TE 03.2.01 F) alleen recht heeft op uitkering als zij daadwerkelijk eigenaar is van de sloep. NN heeft betwist dat [eiseres] eigenaar is van de sloep en heeft er in dit verband onder andere op gewezen:
dat [eiseres] niet beschikt over een aankoopbewijs of bewijs van betaling van de sloep;
dat [eiseres] niet in het bezit is van een sleutel van de sloep en ook niet van de ketting(en) waaraan de sloep volgens eigen zeggen van [eiseres] vast lag; en
dat het liggeld voor de haven niet werd betaald door [eiseres] , maar door de onderneming Topschippers B.V.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting, had het op de weg van [eiseres] gelegen om haar stelling dat zij eigenaar is van de sloep te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft alleen gesteld dat zij het taxatierapport van de sloep wil traceren en dat zij filmmateriaal heeft van dagen waarop zij uit varen ging. Zij heeft aangeboden dit in het geding te brengen. Ook als ervan zou worden uitgegaan dat [eiseres] de sloep heeft laten taxeren en dat zij regelmatig met de sloep voer, volgt daaruit niet dat zij ook eigenaar is van sloep. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen, nog afgezien van het feit dat [eiseres] onvoldoende heeft gesteld om überhaupt tot het leveren van bewijs te worden toegelaten.
niet voldaan aan polisvoorwaarden
3.6.
Daarbij komt dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de polisvoorwaarden waarin is bepaald:
“Wanneer bent u verzekerd voor Diefstal? Ligt uw boot in het water? Heeft u een boot met een lengte van maximaal zes meter of een open sloep? Dan bent u verplicht om te zorgen voor een verankering die minimaal bestaat uit (of een combinatie is) van een kabel met een hardstalen kern van minimaal tien milliliter en één of meer (hang) sloten die goedgekeurd zijn volgens de SCM/VbV slotenlijst. Deze lijst kunt u vinden op www.stichtingvbv.nl/vaartuigen/beveiliging/producten;”
3.7.
[eiseres] heeft weliswaar gesteld dat de sloep in de haven lag aangelegd met de voorgeschreven ketting en beveiligde sloten, maar gelet op de betwisting van NN had zij dit verder moet onderbouwen. [eiseres] heeft weliswaar gewezen op de verklaring van de havenmeester die zegt dat de sloep vast lag met een ketting en een slot, maar hieruit volgt niet dat de ketting en het slot voldeden aan de eisen die in de polisvoorwaarden werden gesteld.
ander gebruik dan overeengekomen
3.8.
Tot slot heeft NN gesteld dat het recht van [eiseres] op een uitkering is komen te vervallen, omdat [eiseres] de sloep op een andere manier heeft gebruikt dan zij aan NN heeft doorgegeven. De sloep is immers verzekerd voor recreatief particulier gebruik, terwijl de sloep volgens NN is gebruikt voor commerciële rondvaarten. NN verwijst in dit verband naar de verklaring van de havenmeester, die heeft verteld dat de sloep werd gebruikt door ene [A]
“Om mensen op te pikken en door de stad te varen. Toeristen. Hotelgasten oppikken uit Aitana. Dat zit hierboven.”(productie 4 dagvaarding). Daarbij komt dat het liggeld van de sloep werd betaald door Topschippers B.V. Dit is bedrijf dat wordt gerund door de ex-echtgenoot van [eiseres] en dat commerciële rondvaarten verzorgt. Deze informatie volgt uit de inmiddels uit de lucht gehaalde website van Topschippers B.V. (productie 7 conclusie van antwoord) en het bericht op een openbaar internetforum waarin de gebruiker van het forum stelt dat hij bij Topschippers B.V. een boot heeft gehuurd voor een rondvaart in het centrum van Amsterdam (productie 8 conclusie van antwoord). Daar tegenover staat de enkele betwisting door [eiseres] dat de sloep commercieel werd gebruikt. Zij heeft die betwisting echter niet onderbouwd, bijvoorbeeld door het overleggen van de boekhouding van Topschippers B.V., waaruit zou kunnen blijken dat de sloep niet door deze onderneming werd gebruikt. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de sloep werd gebruikt voor commerciële doeleinden. NN heeft gemotiveerd gesteld dat zij de verzekeringsovereenkomst niet zou hebben gesloten als zij had geweten dat de sloep commercieel werd gebruikt, en dat heeft [eiseres] niet bestreden. Dit berekent dat NN ook om deze reden niet tot uitkering van het schadebedrag over hoeft te gaan.
proceskosten
3.9.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de kant van NN worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat
€ 1.532,00 (2 punten x tarief III € 766,00)
Totaal € 4.369,00
3.10.
De gevorderde nakosten worden toegewezen zoals in 2.3 vermeld.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. J. Brandt en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op februari 2023
.
WAARVAN PROCES-VERBAAL