ECLI:NL:RBDHA:2023:19615

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
NL23.18577
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met het bestreden besluit van 26 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk volgens de verweerder verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiseres als verweerder aanwezig waren.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die aanvoert dat Frankrijk ten onrechte verantwoordelijk is voor haar asielverzoek, zorgvuldig beoordeeld. Eiseres stelt dat zij met een vals paspoort Europa is binnengekomen en dat dit haar onder artikel 12 van de Dublinverordening plaatst. De rechtbank legt uit dat volgens artikel 12, vijfde lid, van de Dublinverordening het feit dat een visum is afgegeven op basis van een valse identiteit geen belemmering vormt voor het toewijzen van de verantwoordelijkheid aan de lidstaat die het visum heeft afgegeven. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiseres.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier, en is openbaar gemaakt op 20 juli 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.18577
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] ,V-nummer: [V nummer 1] , eiseres, Mede namens haar minderjarige kinderen:
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2], V-nummers: [V nummer 2] en [V nummer 3] ,
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk volgens verweerder verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres omdat Frankrijk daarvoor door verweerder verantwoordelijk wordt gehouden. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
5. Eiseres voert aan dat ten onrechte is overwogen dat Frankrijk verantwoordelijk is voor haar asielverzoek. Eiseres verwijst hiervoor naar artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening. Eiseres is namelijk met een vals paspoort, dan wel een paspoort van iemand anders Europa ingereisd. De smokkelaar heeft het visum geregeld en het paspoort en afgegeven visum hebben geen betrekking op eiseres. Zij valt daarom niet onder het bereik van artikel 12 van de Dublinverordening.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. Volgens artikel 12, vijfde lid, van de Dublinverordening vormt het feit dat een visum is afgegeven op basis van een valse of fictieve identiteit, of op vertoon van valse, vervalste of ongeldige documenten, geen belemmering voor het toewijzen van de verantwoordelijkheid aan de lidstaat die het visum heeft afgegeven. Dat het visum mogelijk is afgegeven op basis van een vals paspoort of vals visum kan, daargelaten dat eiseres dat niet heeft onderbouwd, dus niet in de weg staan aan het toewijzen van de verantwoordelijkheid aan Frankrijk. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 juli 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.