ECLI:NL:RBDHA:2023:19610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
22/5072
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindafrekening betaling bestuursrechtelijke premie Zorgverzekeringswet en betalingsonmacht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser uit Duitsland en het Centraal Administratiekantoor (CAK) over de eindafrekening van de betaling van de bestuursrechtelijke premie op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Eiser had bezwaar gemaakt tegen de eindafrekening die door het CAK was vastgesteld in een besluit van 11 mei 2022, en het CAK had dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 28 juli 2022. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.

De rechtbank heeft op 30 november 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde via een beeldverbinding aanwezig waren. Eiser voerde aan dat hij betalingsonmacht had en het griffierecht voor het beroep niet kon betalen. De rechtbank heeft dit argument geaccepteerd, omdat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij het griffierecht niet kan betalen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het CAK eiser had gevraagd om een zorgverzekering af te sluiten, wat niet was gebeurd, waarna het CAK dit namens eiser heeft gedaan. Eiser had een schuld van € 1.058,47 aan het CAK, die hij niet kon betalen. De rechtbank oordeelde dat de Zorgverzekeringswet geen ruimte biedt voor matiging van deze schuld en dat het CAK terecht de betaling van het volledige bedrag van eiser heeft geëist. Eiser werd ook gewezen op de mogelijkheid om een betalingsregeling aan te vragen bij het CJIB of om kwijtschelding te vragen bij het CAK.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiser geen recht had op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5072

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , Duitsland, eiser

(gemachtigde: mr. E.G.W. Hendriks),
en

het Centraal Administratiekantoor (CAK), verweerder

(gemachtigde: mr. J.M. Nijman).

Inleiding

In het besluit van 11 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de eindafrekening betaling bestuursrechtelijke premie op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) vastgesteld.
In het besluit van 28 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 november 2023 op zitting behandeld. Gemachtigde van verweerder heeft hieraan deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben via een beeldverbinding deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser heeft een beroep gedaan op het bestaan van betalingsonmacht ten aanzien van het betalen van griffierecht voor het beroep. De rechtbank gaat hierin mee, want eiser heeft aannemelijk gemaakt dat hij het griffierecht niet kan betalen.
2. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1
Het CAK heeft eiser dwingend gevraagd om een Nederlandse zorgverzekering af te sluiten. Omdat eiser dat niet heeft gedaan, heeft het CAK dat namens hem gedaan bij VGZ Zorgverzekeraar N.V. De zorgverzekering is per 1 december 2020 ingegaan. Eiser betaalde vanaf die datum elke maand een bestuursrechtelijke premie voor de zorgverzekering.
2.2
Bij beschikking van 1 juni 2021 heeft de rechtbank Limburg eiser met ingang van 16 juni 2021 onder bewind gesteld. Bij beschikking van 3 januari 2022 heeft de rechtbank Limburg het bewind met ingang van 16 januari 2022 opgeheven.
2.3
In het primaire besluit heeft het CAK de eindafrekening opgemaakt van de betaling van de bestuursrechtelijke premie door eiser. Eiser moet nog € 1.058,47 te betalen. Verder heeft het CAK eiser bericht dat hij de bestuursrechtelijke premie vanaf 11 mei 2022 niet meer hoefde te betalen.
2.4
In het bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de Zvw geen ruimte biedt om de resterende schuld te matigen. Eiser moet daarom het hele bedrag van € 1.058,47 betalen. Als eiser zijn zorgpremies niet kan betalen, kan hij zorgtoeslag aanvragen.
3. Eiser voert aan dat het bestreden besluit klopt, maar dat hij het geld niet kan betalen. Hij heeft maar € 474,40 per maand en kan zijn inkomen ook niet op de een of andere manier aanvullen. Hij vraagt zich af of de bewindvoerder in de tijd dat hij onder bewind stond wel de maandelijkse bijdragen aan het CAK heeft betaald. Hij vraagt of hij niet hoeft terug te betalen tot hij een hoger inkomen heeft.
4. De rechtbank stelt vast dat ter zitting is gebleken dat eisers bewindvoerder niet de bestuursrechtelijke premie voor eiser heeft betaald in de tijd dat eiser onder bewind stond.
5.1
De Zorgverzekeringswet biedt niet de mogelijkheid tot matiging van het bedrag.
5.2
In artikel 8, eerste lid, van de Beleidsregels CAK inning bestuursrechtelijke premie Zorgverzekeringswet (de Beleidsregels) staat dat het CAK tot invordering van het saldo van de eindafrekening overgaat, tenzij het CAK aanleiding heeft om af te zien van het invorderen van het saldo van de eindafrekening.
5.3
In artikel 10 van de Beleidsregels is bepaald in welke gevallen verweerder het saldo niet invordert.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat het beleid van het CAK niet onredelijk is of om een andere reden niet kan. Eiser erkent dat zijn situatie niet valt onder de situaties die worden genoemd in artikel 10 van de Beleidsregels. Dat betekent dat het CAK gelijk had om de betaling van € 1.058,47 van eiser te verlangen.
6.2
Ter zitting is besproken dat eiser aan het CJIB kan vragen om een betalingsregeling. Ook kan eiser het CAK vragen om kwijtschelding van de invordering.
7.1
Eiser vindt dat het veel te lang heeft geduurd voor hij de eindafrekening heeft ontvangen. Hij heeft in 2020 bericht gekregen dat hij geen zorgverzekering heeft afgesloten en de eindafrekening heeft hij pas in mei 2022 gekregen.
7.2
Voor de rechtbank is dat geen reden voor een andere uitkomst. Het is niet duidelijk dat eiser op de een af andere manier nadeel heeft gehad doordat hij de eindafrekening in mei 2022 heeft gekregen. Het bedrag is bijvoorbeeld niet hoger geworden door het tijdsverloop.
6. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.