3.5.Bewijsoverwegingen
Algemene overweging met betrekking tot de Sky-berichten
IdentificatieDe rechtbank heeft in bijlage 1, paragraaf 1, de bewijsmiddelen opgenomen die zien op de identificatie van enkele gebruikers van de SkyECC-accounts die in het onderzoek [naam 4] een rol spelen. Op grond van die bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de volgende SkyECC-accounts zijn gebruikt door de hierna te noemen personen:
SkyECC-account
SkyECC-gebruikersnaam
Gebruikt door
[nummer 1]
[account naam 2]
[naam 10] .
[nummer 7]
[account naam 3]
[naam 11]
[nummer 3]
[nummer 2]
[account naam 4]
[account naam 5]
[naam 12]
[nummer 4]
[nummer 8]
[account naam 6]
[verdachte]
[nummer 6]
[account naam 7]
[naam 1]
[nummer 9]
[nummer 10]
[nummer 11]
[nummer 12]
[nummer 13]
[account naam 8]
[account naam 9]
[naam 9]
[nummer 14]
[nummer 15]
[account naam 10]
[naam 8]
[nummer 16]
[naam 22] / Bergkamp
[naam 13]
De gebruikers zullen hierna ook worden aangeduid met hun eigen naam. [verdachte] zal hierna ook ‘de verdachte’ worden genoemd.
Betrouwbaarheid chatberichten
In deze zaak bestaat een groot deel van het procesdossier uit (een bespreking van) chatberichten tussen SkyECC-accounts. Deze versleutelde communicatie is onder verantwoordelijkheid van Franse autoriteiten onderschept en vervolgens ontsleuteld. De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat dit onderzoek op zodanige wijze is verricht dat de resultaten daarvan betrouwbaar zijn. Nu de verdediging daartegen geen verweren heeft aangevoerd en de rechtbank ook ambtshalve geen concrete aanwijzingen voor het tegendeel heeft aangetroffen, zal de rechtbank hierna ervan uitgaan dat de onderzoeksresultaten rechtmatig zijn verkregen en betrouwbaar zijn.
Wel is de rechtbank – met de officieren van justitie en de verdediging – van oordeel dat met het gebruik van PGP-berichten voor het bewijs behoedzaam moet worden omgegaan. De chatberichten die zijn onderschept zijn niet opgesteld om te dienen als bewijs in een strafproces. In de berichten wordt soms versluierde taal gebruikt. Bovendien vonden de gesprekken plaats in een context die voor de gebruikers van de berichten bekend is, maar lang niet altijd voor een buitenstaander. Dit brengt mee dat een interpretatie is vereist om iets over de betekenis van de berichten te zeggen.
In dit verband merkt de rechtbank ook op dat de verdediging de beschikking heeft gekregen over de volledige dataset. Zij heeft ruimschoots de gelegenheid gekregen om te wijzen op berichten die wel in de dataset voorkomen maar niet door de politie of de officieren van justitie zijn genoemd.
Verder weegt de rechtbank mee dat niet het volledige berichtenverkeer is ontsleuteld. Dat is vaak expliciet zichtbaar in gesprekken die geheel eenzijdig zijn weergegeven of waarin bepaalde reacties lijken te ontbreken. De rechtbank is zich van dit alles bewust. Om deze redenen is voorzichtigheid geboden. Tegelijk neemt de rechtbank daarbij in aanmerking dat personen die een versleutelde berichtendienst gebruikten zich onbespied waanden. De enkele mogelijkheid dat PGP-berichten ook ‘desinformatie’ kunnen bevatten, maakt niet dat de bewijswaarde beperkt of nihil is.
De rechtbank zal in dit vonnis berichten gebruiken voor het bewijs van het tenlastegelegde en zal in haar bewijsoverwegingen zeggen hoe zij die berichten interpreteert.
29-30 oktober 2019
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 29 of 30 oktober 2019 een geldbedrag voorhanden heeft gehad. Uit de chatberichten van de verdachte naar [nummer 17] leidt de rechtbank af dat de verdachte een token heeft gegeven en dat de afspraak was gemaakt dat [nummer 17] ‘kwam brengen’; ophalen was voor de verdachte niet mogelijk omdat hij geen stashauto had. Uit de chatberichten blijkt verder echter niet of het – na het maken van deze afspraak – ook tot een levering is gekomen.
11 november 2019
Uit de chatberichten op 11 november 2019 blijkt dat de verdachte aan Sky-ID [nummer 18] laat weten dat hij € 121.000,- heeft ontvangen. Het chatbericht daarna begrijpt de rechtbank zo dat de verdachte aan [nummer 18] laat weten dat hij 120.000 dollar kan uitbetalen in de Dominicaanse Republiek. Hierbij verstuurt de verdachte ook een tokencode. Op basis van deze berichten is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte € 121.000,- voorhanden heeft gehad.
5 maart 2020
Uit berichten die zijn gewisseld in de chatgroep [nummer 1] :46, waar [naam 10] . en de verdachte deel van uitmaakten, leidt de rechtbank af dat de verdachte € 613.320,- voorhanden heeft gehad op 5 maart 2020. [naam 10] heeft op 5 maart 2020 onder meer de volgende berichten verzonden: ‘Hi mate junior on the way to drop. 613.320. Euro tomorrow the rest. We cant put more in car so will do in 2 parts’. Gelet op de deelnemers in de chatgroep is de rechtbank ervan overtuigd dat in deze context met ‘junior’ de verdachte is bedoeld.
5 maart 2020
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 5 maart 2020 € 1.050.000,- voorhanden heeft gehad. Uit de chatberichten kan worden opgemaakt dat er een chatgroep is aangemaakt, waaraan zowel [naam 10] . als de verdachte deelnemen. Door [naam 16] wordt bericht ‘Will smith komt pap brengen’ en ‘1050000’. Hoewel uit de berichten blijkt dat het gaat om geld en dat de levering heeft plaatsgevonden (“Yes. Alles gedaan. Thanks”), wordt uit de berichten niet duidelijk in hoeverre de verdachte betrokken is geweest bij de levering en ontvangst van het geldbedrag.
6 maart 2020
Uit de berichten die zijn gewisseld in chatgroep [nummer 19] , waar de verdachte en [naam 10] . deel van uitmaakten, leidt de rechtbank af dat de verdachte een bedrag van (ongeveer) € 1.009.820 voorhanden heeft gehad. [naam 10] . laat weten dat ze geen stashauto hebben om op te halen en vraagt hoe laat Sky-ID [nummer 20] op [adres 1] kan zijn. Ook stuurt [naam 10] . ‘mail anders 5 min voor tijd dan staat me neefje buiten’ en ‘samen tellen geen probleem’. Later stuurt de verdachte in de chatgroep ‘1.009.820 klopt globaal’. Dat de verdachte op 6 maart 2020 heeft geteld, heeft hij ook ter terechtzitting verklaard.
12 mei 2020
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 12 mei 2020 contant geld heeft witgewassen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wel tassen heeft aangepakt, maar dat hij niet heeft geteld. Hoewel uit de chatberichten van [naam 10] . blijkt dat hij op deze datum een grote hoeveelheid contant geld in ontvangst heeft genomen en heeft geteld, kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte bij het aanpakken van de tassen kon zien of wist dat er contant geld in de tassen zat. Op de foto’s die [naam 10] . verstuurde is te zien dat de meeste tassen gesloten zijn; de tas waarin geld te zien is, zou afgesloten kunnen zijn geweest op het moment van ontvangst, omdat er een lege tas naast staat. Uit de berichten valt bovendien niet af te leiden dat de verdachte die dag heeft geholpen met het tellen van dit geld.
16 juni 2020
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op 16 juni 2020 een geldbedrag voorhanden heeft gehad. Uit de berichten van [naam 10] van die datum blijkt dat hij geld heeft gehaald en binnen heeft gelegd. Hij geeft de verdachte vervolgens opdracht om dit geld samen met ‘kind’ te tellen ‘voordat hij fout maakt’. Ook stuurt hij ruim een uur later een bericht waaruit blijkt hoe het geld moet worden ingepakt. Uit geen van de berichten in het dossier blijkt echter dat de verdachte gevolg heeft gegeven aan deze opdrachten.
23 juni 2020
De rechtbank is van oordeel dat kan niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op 23 juni 2020 een geldbedrag voorhanden heeft gehad. In de chatgroep [naam 18] :134, waar ook de verdachte deel van uitmaakte, is door [naam 18] een bericht verzonden op 23 juni 2020 dat erop neerkomt dat er een afspraak moet worden gemaakt ‘voor pap aanpakken’. De chatgroep is een dag later echter beëindigd en er zijn geen berichten zichtbaar die erop duiden dat er een afspraak is gemaakt en geld is aangepakt.
24 juni 2020
Op 24 juni 2020 vraagt [naam 10] . aan de verdachte ‘Ben je thuis om 18:30 dan laat ik ze geld afgooien’. Ook stuurt [naam 10] . een “Chats Attachment” met de tekst: ‘Laat hem komen naar [adres 1] daar komt junior heen en die stap bij hem in en dan rijden ze even naar terein bij ons dan stap hij uit met pap’. Uit de berichten blijkt duidelijk dat [naam 10] . voor ogen heeft dat de verdachte geld aanneemt. Uit de berichten kan de rechtbank echter niet opmaken of de verdachte het geld ook heeft afgenomen. Berichten die dit bevestigen, van de verdachte of anderen, ontbreken in het dossier. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het verzoek van [naam 10] op niets is uitgelopen. Bij deze stand van zaken kan de rechtbank niet buiten gerede twijfel vaststellen dat de verdachte een (groot) geldbedrag voorhanden heeft gehad.
26-27 juni 2020
Uit de berichten die [naam 10] . op 26 en 27 juni 2020 naar de verdachte stuurt maakt de rechtbank op dat de verdachte een groot geldbedrag voorhanden heeft gehad en geteld. Dat de verdachte heeft geteld blijkt onder meer uit de berichten ‘de eerste partij wat je geteld heb’ en ‘dit zijn alle bedragen wat jij door gegeven heb 296.000 en 494.850 heb ik geteld rest jij tel alles is bij elkaar op dat is 2.390.570’. Daar komt bij dat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij heeft geholpen door geld aan te nemen en te tellen op 26 juni 2020. Daarmee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte meer dan 2 miljoen euro voorhanden heeft gehad op 26 en 27 juni 2020.
28 juni 2020
Op 28 juni 2020 vraagt [naam 10] . aan de verdachte of hij ‘kind’ kan helpen. [naam 15] zegt verder onder meer dat hij alles ‘per 50k’ neer moet leggen ‘zodat kan tellen’ en daarna ‘50tje pakken en aanvullen tot 1,5 mil’. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tot € 1.500.000,- heeft aangevuld. De rechtbank is op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de inhoud van de berichten van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op 28 juni 2020 ten minste een bedrag van € 1.500.000,- voorhanden heeft gehad.
30 juni 2020
Op 30 juni 2020 vraagt [naam 10] aan de verdachte waar hij is en zegt verder ‘Ben zo thuis moeten even tellen. Ben er over 30 min. Begin anders alvast’. Een bevestiging van het feit dat de verdachte vervolgens heeft geholpen met tellen, blijkt echter niet uit de berichten in het dossier. Daarom kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte op 30 juni 2020 een geldbedrag voorhanden heeft gehad.
1-2 juli 2020
Uit de berichten die zijn verzonden in chatgroep [nummer 9] leidt de rechtbank af dat de verdachte op 1 juli 2020 een bedrag van € 502.210 voorhanden heeft gehad. Dit blijkt onder meer uit een bericht van [naam 10] . met de tekst: ‘citan gezien me neefje is met hem meegereden. Die gaat pakken’. Ook heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij op 1 juli 2020 geld heeft aangepakt. Uit de berichten die verder worden verzonden blijkt dat het bedrag dat op 1 juli 2020 is afgegeven € 502.110 bedroeg.
Uit de berichten kan niet worden opgemaakt dat de verdachte ook betrokken was bij de tweede lading geld die op 2 juli 2020 is afgeleverd.
29 juli 2020
Op 29 juli 2020 stuurt [naam 15] de verdachte ‘1.250.000’ en ‘Ben je thuis’. Bij gebrek aan verdere berichten in het dossier kan de rechtbank niet vaststellen of de verdachte uiteindelijk betrokken is geweest bij het aanpakken dan wel tellen van een geldbedrag.
4 september 2020
Uit de berichten die zijn verzonden tussen [medeverdachte] en de verdachte op 4 september 2020 maakt de rechtbank op dat [medeverdachte] regelt dat de verdachte de beschikking krijgt over € 153.000,-. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat dit zijn eigen geld betrof. Hij wilde zijn geld op Ibiza tot zijn beschikking hebben. Het geld is volgens de verdachte afkomstig van [naam 19] , de onderneming waar hij uiteindelijk ongeveer € 200.000,- aan over heeft gehouden.
De verklaring van de verdachte is gelet op de berichten naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk. [medeverdachte] laat aan de verdachte weten: ‘ik regel dat die 100 k hier komt voor je [naam 20] ga ons pap geven Ibiza’. Uit het dossier blijkt dat [naam 20] een contactpersoon is waarmee [medeverdachte] samenwerkt bij de import van verdovende middelen. Dit duidt erop dat in ieder geval een deel van het geld bij [naam 20] vandaan komt, en niet uit [naam 19] . Dat er ook nog geld van de verdachte in Nederland zou kunnen liggen (zie hierna), doet daar niet aan af.
22 september 2020
Op 22 september 2020 vraagt de verdachte aan [medeverdachte] : ‘Die 150k wat ik daar heb aan wie moet ik die hier geven’. [medeverdachte] laat onder meer weten: ‘Het moet na [naam 21] of buurman maar die heb al zoveel pap thuis’. Vervolgens bericht de verdachte: ‘Ok dan ik het hier nog ff leggen…’.
De verdachte heeft verklaard dat hij aan zijn betrokkenheid bij [naam 19] € 200.000,- heeft overgehouden. Uit het onderzoek naar de financiële positie van de verdachte en [naam 19] blijkt echter alleen dat de verdachte salaris uit [naam 19] heeft ontvangen. Op 27 februari 2020 is bij de Kamer van Koophandel geregistreerd dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig waren. Van een vermogenstoename uit [naam 19] na opheffing van deze vennootschap blijkt eveneens niets uit de financiële stukken. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de verdachte onvoldoende is om het vermoeden van witwassen te ontzenuwen.
23 september 2020
De rechtbank kan niet buiten gerede twijfel vaststellen dat de verdachte op 23 september 2020 een geldbedrag voorhanden heeft gehad. [naam 10] bericht de verdachte dat ‘opa’ de auto om 21.00 uur komt laden. Het gaat om ‘goud die 125k’ en verder blijkt uit de berichten dat er contant geld in de auto moet worden geladen. Uit geen van de berichten die volgen blijkt echter dat de verdachte deze opdracht heeft uitgevoerd. Hoewel duidelijk wordt dat ‘opa’, [naam 1] , een bedrag heeft vervoerd en heeft geteld, is daarmee nog niet gezegd dat het de verdachte is geweest die de auto heeft ingeladen.
27 september 2020
Op 26 september 2020 stuurt [naam 10] . aan de verdachte het bericht dat er morgenochtend om 10 uur geld wordt gebracht.
De volgende dag stuurt de verdachte vanaf 10:16 uur berichten naar [nummer 15] die er duidelijk op neerkomen dat wordt gecontroleerd of de bedragen kloppen. Er wordt onder meer ‘gelijk geteld door machine heen’. Na berichten die het eindbedrag betreffen stuurt de verdachte een foto van een telefoonscherm waarop het getal ‘4.508.430’ te zien is.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van deze berichten worden vastgesteld dat de verdachte op 27 september 2020 een bedrag van ongeveer € 4.500.000,- voorhanden heeft gehad. Een dermate groot contant geldbedrag levert een vermoeden van witwassen op, waarvoor geen ontzenuwende verklaring is gegeven door de verdachte. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 27 september 2020 dit bedrag heeft witgewassen.
3 oktober 2020
[naam 10] . heeft op 3 oktober 2020 aan de verdachte verzonden: ‘je hebt nu gehad dan 125+260+295+325+105+314.340’. Zonder aanvullend bewijs, bijvoorbeeld in de vorm van andere belastende berichten, is alleen de opsomming van [naam 10] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om buiten gerede twijfel vast te kunnen stellen dat de verdachte een bedrag van € 1.424.340,- voorhanden heeft gehad.
12 oktober 2020
Op 12 oktober 2020 stuurt [naam 10] . berichten naar de verdachte die erop neerkomen dat de verdachte naar binnen moet lopen en onder de wasbak bij de keuken een zwarte tas met € 104.500,- moet pakken om deze aan ‘opa toon’ te geven. Verdere berichten ontbreken echter, zodat de rechtbank op basis van het dossier niet kan vaststellen dat de verdachte dit ook heeft gedaan. Dat de verdachte, zoals hij ter zitting heeft gesteld, niet thuis was kan niet worden uitgesloten.
1 maart 2021
De verdachte vraagt op 1 maart 2021 aan [medeverdachte] ‘Hoeveel pap moet ik buurman geven ?’. Daarom antwoordt [medeverdachte] : ‘Geef maar eerst 100 k’. Daarop stuurt de verdachte: ‘Ok’. Gelet op de omstandigheid dat met ‘pap’ in deze context geld moet zijn bedoeld en de verdachte kennelijk de mogelijkheid heeft om dit bedrag aan ‘buurman’ te overhandigen, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte op die datum tenminste € 100.000,- voorhanden heeft gehad.
Juridische kwalificatie
De rechtbank stelt vast dat de verdachte grote geldbedragen voorhanden heeft gehad op 11 november 2019, 5 maart 2020, 6 maart 2020, 26-27 juni 2020, 28 juni 2020, 1 juli 2020, 4 september 2020, 22 september 2020, 27 september 2020 en 1 maart 2021. De bedragen variëren van € 100.000,- tot een bedrag van meer dan 4 miljoen euro. Zulke bedragen contant voorhanden hebben, rechtvaardigt een vermoeden van witwassen. Onduidelijk is of het bedrag van € 121.000,- dat de verdachte heeft ontvangen op 11 november 2019 contant geld betrof. De betreffende berichten van de verdachte dat er geld kan worden uitbetaald in de Dominicaanse Republiek, vergezeld met een token-code, rechtvaardigen echter een vermoeden dat ook dit geld van enig misdrijf afkomstig is.
Alleen voor het bedrag van € 153.000,- op Ibiza en de het bedrag van € 150.000,- in Nederland heeft de verdachte een verklaring gegeven die zou kunnen duiden op een legale herkomst. Zoals de rechtbank al heeft overwogen, is de verklaring van de verdachte ten aanzien van deze bedragen niet aannemelijk.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte het voorwaardelijk opzet had op het witwassen van deze bedragen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld grote risico’s met zich brengt en dat het bovendien hoogst ongebruikelijk om geld dat op legale wijze is verkregen op deze manier voorhanden te hebben. Verder is een relevante omstandigheid dat over het halen, brengen en tellen van deze bedragen gecommuniceerd werd via PGP-telefoons. Tot slot blijkt uit meerdere berichten in het dossier dat het ging om heimelijke activiteiten. [naam 10] . geeft op 28 juni 2020 instructies aan de verdachte ‘zodat geen vinger afdrukken op zitten als ik morgen geef’ en op 30 juni 2020: ‘Heren aub na 17 uur die pap afgeven want zit hele dag met werk mensen’. De kans was dus aanmerkelijk dat het om geld ging dat uit misdrijf afkomstig was. Door desondanks deze bedragen voorhanden te hebben heeft de verdachte die aanmerkelijke kans bewust aanvaard. Daardoor is het witwassen van die geldbedragen wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op de frequentie waarmee en de periode waarin de verdachte deze geldbedragen voorhanden heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van het witwassen van geldbedragen een gewoonte heeft gemaakt. De verdachte werkte samen met [naam 10] ., zodat ook het in vereniging plegen bewezen kan worden verklaard.
Voorhanden hebben/verwerven/overdragen
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
* Op 13 juni 2020 heeft de verdachte informatie (zoals SkyECC-contacten en administratie)
van zijn oude SkyECC-account naar zijn nieuwe account verzonden. Op een van deze afbeeldingen staat een bedrag van € 20.000,- opgeschreven, waar vervolgens bedragen vanaf worden getrokken. Op een tweede afbeelding gaat het vermoedelijk over goud voor een totaalbedrag van € 267.662,-.
* Op 28 juni 2020 stuurt [nummer 1] ( [naam 10] .) berichten naar de verdachte waarin hij zegt dat hij 42 kilo goud heeft meegenomen uit Berlijn. Uit het bericht blijkt dat dit goud waarschijnlijk verder vervoerd gaat worden met een behulp van een goud bedrijf op basis van officiële documenten. [naam 10] vraagt aan de verdachte de volgende dag 100 kilo goud te smelten.
* Op 23 september 2020 stuurt [naam 10] . berichten naar de verdachte dat hij mag kopen en moet fixen met [nummer 16] (geïdentificeerd als [naam 13] , hierna: [naam 22] ). [naam 22] stuurt de verdachte een overzicht van prijzen van edelmetalen en 30x51,65. Hieruit blijkt dat de verdachte een goudprijs afspreekt met [naam 22] van € 51.640 per kilo, voor 30 kilo goud.
* Op 24 september 2020 bericht de verdachte zijn vader [medeverdachte] dat hij druk bezig is met smelten. Achter de woning op [adres 2] is een edelmetaalsmelterij aangetroffen.
* Op 24 september 2020 wordt [naam 22] bij de Duitse grens gecontroleerd en heeft hij een grote hoeveelheid contant geld in de auto liggen. Enkele dagen later, op 26 september 2020, wordt [naam 22] aangehouden in Duitsland en heeft hij 50 kg goud in een verborgen ruimte in de auto. De volgende dag licht de verdachte zijn vader [medeverdachte] in dat 50 kg goud in beslag is genomen, en zegt ‘is van ons’. Tegen [naam 22] zegt de verdachte dat hij niet gelooft dat ze het terug gaan krijgen en zegt dat het maar 2,5 miljoen is ofzo, met een lachende emoticon erachter.
* Op 28 september 2020 zegt [naam 10] . tegen [naam 22] dat de verdachte goud heeft gesmolten en daarvoor de gewichten heeft doorgegeven aan [naam 22] , de bijhorende bedragen zouden 558 en 318 zijn (gelet op de context lijkt het te gaan om € 558.277 en € 318.150). Dit komt overeen met een verstuurde afbeelding door [naam 10] . waarop het bedrag € 318.150 te zien is. Het bedrag € 558.277 blijkt uit een bericht dat de verdachte diezelfde dag naar [naam 22] stuurt. Op 29 september 2020 brengt [naam 10] . het goud, inclusief twee zakken vol munten, naar [naam 22] .
* Op 12 oktober 2020 heeft de verdachte 2 kilo fijn goud met 29,05 gram koper gesmolten, met een waarde van € 103.940. [naam 10] . had 2 baren voorhanden. De totale waarde van de drie baren is € 276.566,- (€ 110.187,- + € 62.439,- + € 103.940,-). De overdracht heeft plaatsgevonden bij de moeder van [naam 10] .
* [naam 10] . zegt op 13 oktober 2020 tegen [naam 22] dat hij eerder 110 tot 130 kilo per week kon versturen en vindt het apart dat er nu maar 10 kilo per keer kan en er geen facturen geregeld kunnen worden.
* Op 3 november 2020 vraagt [naam 10] . zich af hoe het kan dat [naam 22] sieraden heeft terwijl de verdachte 14 kilo aan blokken goud heeft geleverd.
* Op 12 november 2020 zegt [naam 10] tegen [naam 22] dat hij goud en/of geld wil ophalen om dit samen met het goud van de verdachte naar het vliegveld te brengen. Hij wil dat "ze" de papieren regelen zodat hij het goud kan verantwoorden.
* Op 15 november 2020 stuurt [naam 15] sr. een token van een 5 euro biljet. Hij wil weten of hij de 9 baren van de verdachte kan brengen naar [naam 22] en hij wil weten wat de (fix) waarde van deze baren is. Hij brengt de 9 baren (met een waarde van € 658.392) op 18 november 2020 naar [naam 22] . [naam 10] . zegt dat hij, als hij gecontroleerd wordt, zal zeggen dat hij een analyse van het goud uitvoert voor [naam 22] .
* Op 19 november 2020 vraagt [naam 22] een overzicht van het goud wat hij van de verdachte heeft gehad. De verdachte moet dit afstemmen en vraagt vanaf welk moment [naam 22] het wil weten. Uit het overzicht blijkt dat [naam 22] per een door hem verwerkte kilo goud een bedrag van € 250,- ontvangt. Uit het overzicht blijkt dat de verdachte totaal 46,22341 kilo goud verhandeld heeft met [naam 22] , wat een waarde vertegenwoordigde van € 2.395.917,29. Na aftrek van de kosten aan [naam 22] blijft daar een bedrag van € 2.384.361,44 van over.
* Op 22 november 2020 staat kennelijk een transport van goud gepland door Gold Ex vanaf [naam 22] . [naam 10] wil daar nog één baar met de waarde van € 78.515,- van de verdachte aan meegeven en deze baar naar [naam 22] brengen.
* Op 3 januari 2021 heeft de verdachte 3477,8 gram 24 karaat goud tot zijn beschikking en biedt deze aan bij [nummer 21] . [nummer 21] fixt de prijs op uiteindelijk € 49.750 met een totaal van € 173.000. [nummer 22] heeft een vriend genaamd Bayram die de verdachte ontvangt, vermoedelijk in Rotterdam, waarna [nummer 21] zelf ook de verdachte ziet. Kennelijk kent [nummer 21] de vader van de verdachte, omdat hij zegt ‘vraag eens aan je pa’.
* Op 22 januari 2021 heeft de verdachte een totaal van 2,55593 kilo goud voorhanden die hij fixte op € 49.500 bij [nummer 21] . De volgende dag zegt de verdachte dat [nummer 21] niet meer over de telefoon over cijfers moet praten.
* Op 11 en 12 februari 2021 heeft de verdachte in Turkije voor een privéaangelegenheid een bedrag van € 150.000 nodig. De verdachte wil het geld zelf in ontvangst nemen in Turkije en is bereid om aan [nummer 21] drie kilo goud te leveren. Uit de gesprekken van 18 en 20 februari 2021 blijkt dat dit bedrag van € 150.000 bij een geldwisselkantoor in Turkije aan de verdachte zal worden gegeven.
* Op 27 februari 2021 heeft de verdachte kennelijk 2,2 kilo goud voorhanden die hij bij [nummer 21] voor een kiloprijs van € 46.150 ‘fixt’.
* In november 2021 heeft de verdachte goud gekocht bij [naam 23] voor zijn vader [medeverdachte] en voor zijn oom [naam 10] . Dit is door zijn vader en oom betaald en (deels) aan de verdachte geleverd. Tot en met 28 juni 2022 heeft de verdachte Whats-Appgesprekken gevoerd met [naam 23] over de aankoop van goud, waarin concrete afspraken worden gemaakt over prijzen en leverdata.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte in de periode van juni 2020 tot en met juni 2022 op meerdere momenten goud voorhanden heeft gehad en heeft verworven. De hoeveelheden en de waarde van het goud en het feit dat hierover via PGP-telefoons werd gecommuniceerd, rechtvaardigen een witwasvermoeden.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft – samengevat – verklaard dat hij goud voorhanden heeft gehad, omdat hij sloopgoud inkocht bij juweliers en dat omsmolt tot goudbaren. Hij heeft ook wel eens goud gehad van gebruikers van bepaalde SkyECC-accounts, dat heeft hij dan op hun verzoek gesmolten. Hij had zelf een goudhandel met [naam 22] en [naam 24] ( [nummer 23] ). De goudhandel heeft hij voortgezet nadat de officiële bedrijfsactiviteiten van zijn bedrijf [naam 19] waren beëindigd. Het vermogen van de onderneming is verdeeld tussen hem en zijn compagnon en hij is met zijn deel verder gaan handelen in goud.
Beoordeling herkomst en wetenschap
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte onvoldoende aannemelijk om het vermoeden van een criminele herkomst te ontzenuwen.
Allereerst neemt de rechtbank daarbij in aanmerking dat de verdachte contact onderhield met [naam 22] en [naam 24] ( [nummer 23] ) door middel van een SkyECC-account. Een PGP-telefoon is doorgaans duur en heeft slechts een beperkte functionaliteit. Omdat de meeste functies van een dergelijke telefoon onklaar zijn gemaakt, kunnen met een dergelijke telefoon eigenlijk uitsluitend nog berichten worden verzonden en ontvangen. Het is een feit van algemene bekendheid dat criminelen vaak gebruik maken van een PGP-telefoon om anoniem te blijven en door middel van versleutelde berichten veilig met elkaar te kunnen communiceren over criminele activiteiten. De hiermee verstuurde berichten konden namelijk lange tijd niet worden onderschept door de politie.
Uit het dossier blijkt verder dat niet alleen de verdachte, maar ook de oom van de verdachte ( [naam 10] .) contact had met [naam 22] . De rechtbank stelt vast dat die contacten niet los van elkaar stonden, maar dat in de berichten van [naam 10] . met regelmaat wordt gesproken over het goud dat door de verdachte werd gesmolten. Dit goud was kennelijk onderdeel van de goud- en geldstromen tussen [naam 15] sr. en [naam 22] . Uit de gesprekken tussen [naam 15] sr. en [naam 22] blijkt [naam 10] . in Nederland beschikte over grote hoeveelheden contant geld. Regelmatig reed hij zelf met dit contante geld naar Berlijn, kennelijk met de bedoeling om dit contante geld om te zetten in goud. Dit aangekochte goud werd weer teruggebracht naar Nederland of verder
vervoerd met behulp van goudbedrijven of bevriende transporteurs. In verschillende berichten wordt gesproken grote hoeveelheden goud (42, 100 en 80 kilogram). Het gekochte goud werd onder meer met behulp van een waardetransporteur, [naam 25] , per vliegtuig vervoerd naar Istanbul. In de chatgesprekken die gaan over Turkije, wordt gesproken over een aantal goudtransacties ter waarde van € 59.229.898 (€ 14 miljoen + € 5.229.898 + € 40 miljoen). [naam 10] . zegt op enig moment dat hij de enige is die actief is op de lijn Nederland-Istanbul en dat hij 8 miljoen per week kan verzenden. Op een ander moment zegt hij dat hij 10 miljoen per week kan vervoeren naar Istanbul. Verder valt te lezen dat [naam 10] . moet regelen dat er in totaal € 18.340.000 (€ 340.000 en € 18 miljoen) in Istanbul moet komen, vermoedelijk in de vorm van goud, waarna de opdrachtgevers willen dat er geld uitbetaald wordt in Dubai. In één van de chats wordt gesproken over het uitkeren van 1 miljoen dollar met behulp van een token in Dubai. De rechtbank leidt uit dit alles af dat het goud dat de verdachte voorhanden heeft gehad op een groot aantal momenten gelinkt kan worden aan de witwasactiviteiten van [naam 10] .
Uit verschillende berichten valt bovendien af te leiden dat de goudhandel heimelijk moet plaatsvinden. In dit verband zijn de berichten van [naam 10] . van 28 juni 2020 (ZD Witwassen, p. 136) aan de verdachte illustratief: ‘We moeten dadelijk ook berlijm gaan geld brengen en goud halen / Heb alles geregeld / Word ingeschreven bij goid bedrijf dat werk dat met geld en goud kan rojden dat papiere heb van wat ie bii heb’.
Daarbij komt dat de financiële positie [naam 19] onvoldoende inzichtelijk is om de verklaring van de verdachte te ondersteunen. Uit onderzoek van de politie naar [naam 19] is gebleken dat deze onderneming op 31 januari 2020 ontbonden is. Sinds 2017 werd omgezet gerealiseerd in het buitenland en niet langer in Nederland. De verdachte heeft uit deze onderneming wel inkomen genoten, maar niet blijkt van een zichtbare vermogenstoename, ook niet na het beëindigen van de onderneming. Ondanks de verplichting om de jaarrekening binnen 12 maanden te deponeren bij de Kamer van Koophandel heeft [naam 19] dit na 2016 nagelaten. Daarnaast zijn de balans en resultatenrekening uit de jaren 2018 en 2019 niet inzichtelijk. Door de ING is de klantrelatie opgezegd, omdat veel contant geld niet afdoende verantwoord werd door de onderneming en sprake was van gebrekkige onderbouwing en administratie.
De verdediging heeft bij pleidooi weliswaar nog een document overgelegd met de titel ‘Jaarrekening 2019’, maar daaruit blijkt niet door wie deze jaarrekening is opgemaakt en evenmin dat dit door of onder verantwoordelijkheid van een accountant is gedaan. De jaarrekening is kennelijk niet gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Gelet op dit alles kan aan dit document geen waarde worden gehecht bij de waardering van het bewijs.
Gelet op dit alles – in onderlinge samenhang beschouwd – concludeert de rechtbank dat het vermoeden van witwassen niet is ontzenuwd en dat het niet anders kan zijn dan dat het goud uit misdrijf afkomstig was of werd betaald met geld dat geheel of gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig was. Gelet op de inhoud van de chatberichten, de hoeveelheden goud en het feit dat het goud veelal contant werd betaald, acht de rechtbank bovendien bewezen dat de verdachte vol opzet had op het witwassen van het goud.
Gelet op de frequentie waarmee en de periode waarin de verdachte deze hoeveelheden goud voorhanden heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ook van het witwassen van goud een gewoonte heeft gemaakt. Nu niet bewezen kan worden dat het goud (of het geld waarmee het goud werd betaald) geheel uit misdrijf afkomstig was, zal de rechtbank aan de bewezenverklaring de zinssnede ‘geheel of gedeeltelijk' toevoegen. Daarmee wordt de grondslag van de tenlastelegging niet verlaten en verdachte is er ook niet door in zijn verdediging geschaad. De verdachte werkte bij het witwassen samen met [naam 10] ., zodat ook het in vereniging plegen bewezen kan worden verklaard.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte goud(baren) in vereniging voorhanden heeft gehad en heeft verworven, terwijl hij wist dat dit goud – middellijk (namelijk: betaald met geld dat uit misdrijf afkomstig was) of onmiddellijk – geheel of gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig was. Dat de verdachte goud heeft overgedragen aan personen in het buitenland blijkt niet uit de bewijsmiddelen, zodat dit onderdeel niet bewezen zal worden verklaard.
C - een vaartuig, te weten een [naam 14])
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de [naam 14] , maar dat de [naam 14] in werkelijkheid eigendom was van [medeverdachte] . Dit blijkt onder meer uit diverse documenten die bij [medeverdachte] in zijn woning zijn aangetroffen, zoals een lidmaatschapspas van de haven, een registratiebewijs en een verzekeringscertificaat. Ook kan worden vastgesteld dat [medeverdachte] heeft geprobeerd om de daadwerkelijke eigendomssituatie van de [naam 14] te verhullen.
De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de verdachte wist dat de [naam 14] in werkelijkheid van zijn vader was. Ook zijn er geen aanwijzingen dat de verdachte betrokken was bij de verhullingshandelingen van zijn vader. Bij gebrek aan bewijs voor wetenschap, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het witwassen van de [naam 14] .
D - een Range Rover ( [kenteken])
Uit het dossier blijkt dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de Range Rover. Deze Range Rover stond op naam van [naam 26] , waarvan [naam 27] de bestuurder is. [naam 27] en zijn zoon hebben diverse voertuigen, waaronder de Range Rover, met grotendeels contant geld aangeschaft.
Deze omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat de verdachte de Range Rover heeft witgewassen. Voor zover de transacties van [naam 27] en zijn zoon als verdacht kunnen worden aangemerkt, biedt het dossier niet genoeg aanknopingspunten om buiten gerede twijfel vast te stellen dat de verdachte hier weet van had toen hij gebruik maakte van de Range Rover. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet is gebleken dat de verdachte de werkelijke eigenaar is van de Range Rover. Er is over een relatief beperkte periode waargenomen dat hij gebruik maakte van de auto. Dat [verdachte] zelf zorg heeft gedragen voor een reparatie – vanwege koelvloeistofproblemen – is eveneens onvoldoende om te concluderen dat hij de feitelijke eigenaar moet zijn geweest.
E - meerdere PGP toestellen/telefoons
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het witwassen van de PGP-toestellen/telefoons. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Onduidelijk is hoe de verdachte deze toestellen heeft verkregen en – indien ze door hem zijn gekocht – voor welke prijs. De enkele stelling dat encrypted telefoons over het algemeen kostbaar zijn en de verdachte weinig inkomen heeft, is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de telefoons zijn betaald met geld van (enig) misdrijf afkomstig.
Conclusie ten aanzien van feit 1
De rechtbank zal bewezen verklaren dat de verdachte meerdere grote geldbedragen en meerdere hoeveelheden goud in vereniging heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt. Van de overige onderdelen van het onder 1 tenlastegelegde zal de verdachte worden vrijgesproken.
Feit 2 handel /aanwezigheid cocaïne
De verdachte is onder feit 2 primair – kort gezegd – handel in cocaïne ten laste gelegd en subsidiair medeplichtigheid daaraan.
De rechtbank is van oordeel dat de vraag of de verdachte heeft gehandeld in cocaïne (als medepleger of medeplichtige) moet worden afgebakend tot de datum 1 juli 2020. Voor andere data in de ten laste gelegde periode biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen concluderen tot een strafbare betrokkenheid van de verdachte bij de handel in cocaïne.
Ten aanzien van de berichten die betrekking hebben op 1 juli 2020 overweegt de rechtbank als volgt.
Chatberichten in chatgroep [nummer 9] :387
Uit een bericht van Sky-ID [nummer 9] op 1 juli 2020 om 06:36 uur blijkt dat de verdachte is toegevoegd aan de chatgroep [nummer 9] :387. In de chatgroep wordt het volgende bericht gestuurd door Sky-ID [nummer 24] : “Gm 17:30 op pap adres, grijze Mercedes citan. Wachtwoord tennis’. Ook vraagt [nummer 24] : ‘kan chaff na pap droppen 39 DJ en 1 KTM mee terug krijgen?’ en “kunnen we pap afgeven 40 min verschuiven en stuks ophalen ook?”.
[nummer 24] maakt om 16:38 uur duidelijk: ‘komen 2 stops pap’, ‘zwarte BMW station’ en ‘Mercedes Citan’.
De verdachte stuurt om 17:06 uur het bericht: “ [adres 3] voor pap”.
[naam 10] . stuurt om 17:40 uur: ‘citan gezien me neefje is met hem mee gereden. Die gaat pakken’.
[nummer 24] bericht om 17:57 uur: ‘Ok moment loopt niet soepel met BMW en paki’ en om 18:03 uur: ‘Morge nieuwe pap. Excuses voor het wachten’.
Uit berichten die vervolgens worden verzonden door [naam 10] . blijkt dat er ‘502.110’ is geteld. Deze berichten worden verzonden tussen 18:01 uur en 18:47 uur.
In de chatgroep meldt [nummer 24] om 18:10 uur: ‘40 ontvangen dank je morgen weer een dag’. Om 19:07 uur stuurt [nummer 24] : ‘Kinderen veilig thuis’.
Om 19:57 uur vraagt [nummer 24] : ‘Hoe laat kan citan morgen 500 e afgeven?’. [naam 10] . stuurt om 20:43 uur: ‘10:30 mail me als er bijn is dan wacht ik hem op’.
Op 2 juli 2020 verstuurt [naam 10] . berichten met betrekking tot het tellen. Hij verzendt onder meer verschillende foto’s waarop stapels briefgeld te zien zijn. Om 15:25 uur stuurt hij een foto van een telefoon waarop het getal ‘499.840’ is te zien, met de toelichting: ‘dus 60 tekort 100 vals’.
Chatberichten tussen [nummer 9] en [nummer 8]
Op 1 juli 2020 verstuurt Sky-ID [nummer 9] aan de verdachte: ‘Nee gekjij mag niet bij spullen’ en ‘Pap gewoon’.
De hierboven weergegeven berichten hebben naar het oordeel van de rechtbank zonder twijfel betrekking op een levering van cocaïne van 40 kilogram op 1 juli 2020 en de levering van een hoeveelheid contant geld van ongeveer € 500.000 op dezelfde dag, 1 juli 2020 (door de Mercedes Citan), en nog eens ongeveer € 500.000 op 2 juli 2020 (de levering die eigenlijk ook op 1 juli 2020 zou plaatsvinden door de zwarte BMW, maar geen doorgang kon vinden). Dat het gaat om geld kan worden afgeleid uit de door [naam 10] . verzonden foto’s van briefgeld en de aanduiding ‘pap’, wat een gebruikelijke benaming is voor contanten. Ook heeft de verdachte ter terechtzitting op 13 november 2023 verklaard dat hij op 1 juli 2020 geld heeft aangepakt en een klein eindje met de bezorger is meegereden. Dat er eveneens sprake is geweest van een levering cocaïne volgt uit de aanduiding ‘stuks’, waarmee in deze context doorgaans blokken cocaïne worden bedoeld, de toevoeging ‘DJ’ en ‘KTM’ waarmee vermoedelijk aan stempels op de cocaïne wordt gerefereerd en het geldbedrag dat met de levering is gemoeid. Deze omstandigheden maken tezamen dat kan worden vastgesteld dat het gaat om de levering van cocaïne. Uit de berichten: ‘40 ontvangen’ en ‘kinderen veilig’ thuis blijkt dat de levering daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Uit de berichten maakt de rechtbank verder op dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, samen met [naam 10] . contant geld in ontvangst heeft genomen op 1 juli 2020. Dat de verdachte ook cocaïne voorhanden heeft gehad kan de rechtbank, overeenkomstig de standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging, niet vaststellen. De rol van de verdachte is dus beperkt tot het aanpakken van een grote hoeveelheid contant geld en het meerijden met degene die dat geld kwam brengen.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of dat voldoende is om als medepleger of medeplichtige bij de handel in cocaïne te worden aangemerkt.
Naar het oordeel van de rechtbank is de rol van de verdachte, en zijn bijdrage in het geheel, te beperkt om hem aan te merken als medepleger. De rechtbank is van oordeel dat hij door samen met [naam 10] . een deel van het contante geld aan te pakken wel behulpzaam is geweest bij de handel in cocaïne. Het geldbedrag in ontvangst nemen, is immers een onderdeel van de transactie en kan daarmee niet los worden gezien van de verkoop van de cocaïne. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is de rechtbank verder van oordeel dat de verdachte ervan op de hoogte moet zijn geweest dat de afdracht van het geld verband hield met de levering van de cocaïne. In de chatgroep waar de verdachte aan deelnam zijn berichten te lezen die – zoals toegelicht – duidelijk betrekking hebben op de levering van cocaïne op dezelfde dag en rond hetzelfde tijdstip. Ook heeft de verdachte van Sky-ID [nummer 9] een bericht ontvangen waaruit de rechtbank opmaakt dat de verdachte ‘niet bij de spullen mag’ en de rol van de verdachte beperkt is tot ‘pap gewoon’. Samen met de omstandigheid dat dit alles is georganiseerd met behulp van PGP-toestellen en het grote contante geldbedrag dat de verdachte heeft aangepakt, moet de verdachte hebben geweten dat de afdracht van geld direct samenhing met de levering van ‘spullen’. Gelet op de context waarin dit alles zich afspeelde had de verdachte naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst het voorwaardelijk opzet op behulpzaam zijn bij de handel in cocaïne.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 2 primair tenlastegelegde en dat het subsidiair tenlastegelegde bewezen wordt verklaard.
Feit 3 criminele organisatie
Juridisch kader
Van een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen of rechtspersonen.
Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt met, of in ieder geval bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de betrokkene.
Voor ‘deelneming’ in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De betrokkene hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het ‘oogmerk’ tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.
Het oogmerk hoeft niet in de tenlastelegging nader te zijn omschreven, maar moet uit de bewijsvoering blijken. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Organisatie
De rechtbank is van oordeel dat de samenwerking tussen de verdachten in het onderzoek [naam 4] kan worden gekwalificeerd als een organisatie in de zin van artikel 140 Sr. Daarvoor is redengevend dat de samenwerking zich kenmerkt door een zekere gelaagdheid en rolverdeling, professionaliteit en duurzaamheid. Hieronder licht de rechtbank dat toe.
De berichten in het dossier maken een zekere rolverdeling duidelijk. Uit berichten van [naam 10] . blijkt dat hij zich bezig heeft gehouden met het geld (‘i only do money’), oftewel het witwassen en dat ‘totto’, waarmee [medeverdachte] wordt bedoeld, verantwoordelijk is voor ‘door and selling’, oftewel de import en verkoop van verdovende middelen. De onderlinge taakverdeling blijkt ook uit een bericht waarin [naam 10] . doorverwijst naar zijn broer: ‘you must mail mine brother he knows al the doors in europe’.
Uit het dossier kan verder worden opgemaakt dat [naam 10] . en [medeverdachte] worden gekend in belangrijke beslissingen en de lakens uitdelen. [medeverdachte] wordt op de hoogte gehouden over het verloop van de import van cocaïne in de haven en wordt betrokken bij de verkoopprijs van cocaïne. Ook beslist hij over te nemen acties wanneer blijkt dat de organisatie is bestolen van cocaïne. De verantwoordelijkheid van [naam 10] . blijkt onder meer uit berichten waarin hij het heeft over enorme geldbedragen (bijvoorbeeld 70 miljoen euro op 23 september 2020), en het feit dat hij anderen met regelmaat opdrachten geeft met bijbehorende instructies.
Naast de taak- en rolverdeling zijn de gebruikte middelen kenmerkend voor de professionele samenwerking. Voor de onderlinge communicatie werd gebruik gemaakt van versleutelde telefoons. Ook blijkt uit de berichten dat afspraken zijn gemaakt met een ‘stashbouwer’ en dat een fiat en ambulance in gereedheid werden gebracht om vervoer mee te kunnen verrichten. Er werd verder gewerkt met een geldtelmachine en er is een goudsmelterij aangetroffen. Het investeren in en gebruikmaken van zulke middelen geeft blijk van een professionele, duurzame samenwerking.
Het duurzame karakter blijkt verder nog uit de lange periode waarin werd samengewerkt, zeker in het licht van de intensiteit en schaal van de activiteiten waarmee men zich bezighield.
Dat sprake is van een familieverband tussen de verdachten is niet redengevend voor de bewezenverklaring, maar speelt ontegenzeggelijk wel een rol in de onderlinge verhoudingen. Sterker nog: uit berichten van [naam 10] . over de samenwerking met ‘ [naam 28] ’ kan worden opgemaakt dat familiebanden ook als een meerwaarde kunnen worden gezien (‘Hij wil graag hele familie ontmoeten want hij is famikie man’). De rechtbank neemt het bestaan van een duurzaam samenwerkingsverband echter aan op basis van feiten en omstandigheden die blijken uit het dossier. Die laten zich niet alleen verklaren door contact tussen familieleden.
Oogmerk
Zoals de rechtbank al heeft overwogen, blijkt uit het opsporingsonderzoek dat er vele strafbare feiten zijn begaan. Het gaat dan in het bijzonder om (voorbereidingshandelingen ten aan aanzien van) de handel in cocaïne en het witwassen van grote geldbedragen en goud.
Het plegen van deze strafbare feiten gebeurde veelvuldig en over een langere periode, zodat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een stelselmatige samenwerking. Uit de gewisselde chatberichten blijkt dat hier de nodige onderlinge communicatie en samenwerking bij kwam kijken. Dat valt ook te verwachten, gezien de complexiteit en schaal van de strafbare feiten. Het gaat met andere woorden om het in organisatorisch verband stelselmatig plegen van strafbare feiten. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat kan worden geconcludeerd dat de organisatie tot oogmerk had om strafbare feiten te plegen.
Deelneming
De deelneming moet voor iedere betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Daarom zal de rechtbank hierna per verdachte ingaan op de vraag of en in hoeverre hij heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.
[medeverdachte]
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat [medeverdachte] als leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie; hij was met name verantwoordelijk voor de import van en handel in drugs.
Onder het kopje ‘organisatie’ is al toegelicht dat uit de chatberichten blijkt dat [medeverdachte] belangrijke, strategische beslissingen door of in samenspraak met [medeverdachte] worden genomen. Toen bleek dat er cocaïne uit de opslag was gestolen, werd [medeverdachte] op de hoogte gehouden en op dat moment besliste hij over wat er moest gebeuren met de mogelijke dader. In aanvulling hierop wordt uit het dossier duidelijk dat [medeverdachte] een bemiddelende rol had toen 50 kilogram goud in beslag was genomen en er onenigheid bestond over de vraag wie daarvoor de prijs moest betalen. Verder werd [medeverdachte] geïnformeerd over ladingen drugs die binnenkwamen in de haven. Tot slot overweegt de rechtbank dat uit berichten kan worden afgeleid dat [medeverdachte] substantieel deelde in de winst.
Het komt er dus op neer dat [medeverdachte] optrad op het moment dat zaken escaleerden, belangrijke beslissingen nam en deelde in de winst. Dit duidt erop dat hij een leidinggevende positie in de organisatie had.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de wetenschap van het oogmerk van de organisatie om strafbare feiten te plegen evident.
[verdachte]
Dat [verdachte] deelnam aan de organisatie blijkt uit de overige hem ten laste gelegde – en hiervoor besproken – strafbare feiten. De rol van [verdachte] is uitvoerend en in veel gevallen gaat het om handelingen die worden uitgevoerd in opdracht van of georganiseerd door [naam 10] Hoewel de rol van [verdachte] dus beduidend minder groot is dan die van [naam 10] . en [medeverdachte] , blijkt uit de bewijsmiddelen zonder meer een betekenisvolle bijdrage aan het oogmerk van de organisatie. Meer in het bijzonder gaat het om het behulpzaam zijn bij de handel in cocaïne en het witwassen van grote geldbedragen en goud. Daarbij geldt dat het witwassen veelvuldig en op grote schaal plaatsvond.
Tegen de achtergrond van wat hiervoor is overwogen concludeert de rechtbank dat [verdachte] op zijn minst in zijn algemeenheid wist dat de organisatie tot oogmerk had misdrijven te plegen. In het bijzonder is relevant dat [verdachte] verschillende berichten ontving die erop duiden dat hij wist dat er ook werd gehandeld in drugs. Van [medeverdachte] verneemt hij op 4 september 2020: ‘ [naam 20] ga ons pap geven’. ‘ [naam 20] ’ is de contactpersoon van [medeverdachte] met betrekking tot de import van drugs; kennelijk weet [verdachte] wie met ‘ [naam 20] ’ wordt bedoeld. Daarnaast ontvangt [verdachte] van [nummer 9] ( [naam 9] ) de volgende berichten op 1 juli 2020: ‘Nee gekjij mag niet bij spullen’ en ‘pap gewoon’. Deze berichten moeten naar het oordeel van de rechtbank zo worden begrepen dat [verdachte] bewust weg werd gehouden van verdovende middelen en zich alleen met witwassen bezig mocht houden. Er kan echter wel worden geconcludeerd dat hij wist dat er ook wordt gehandeld in verdovende middelen.
[naam 11] .
Voor [naam 11] . geldt eveneens dat hij een uitvoerende rol heeft gehad binnen de organisatie. In opdracht van zijn vader pakte hij geld aan, telde het in voorkomende gevallen en vervoerde hij goud. Hoewel zijn (uitvoerende) rol minder groot is geweest dan die van [verdachte] , geldt ook voor [naam 11] . dat hij met de hem tenlastegelegde feiten, voor zover bewezenverklaard, een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het oogmerk van de organisatie.
Wat betreft de wetenschap van [naam 11] . geldt dat hij in een periode van ongeveer zes weken (16 juni tot 29 juli 2020), vijf keer grote geldbedragen voorhanden heeft gehad en ook heeft geholpen met tellen. Daar komt bij dat [naam 11] . over het tellen communiceerde met een versleutelde telefoon en daarbij regelmatig samenwerkte met [verdachte] . Naar het oordeel van de rechtbank kan aan het voorgaande de conclusie worden verbonden dat [naam 11] in zijn algemeenheid moet hebben geweten dat de organisatie tot oogmerk had misdrijven te plegen.
[naam 1]
heeft geldbedragen en goud vervoerd en ook voor hem geldt dat hij daarmee een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het oogmerk van deze organisatie.
De rechtbank kan niet vaststellen dat [naam 1] in zijn algemeenheid moet hebben geweten dat de organisatie tot oogmerk had misdrijven te plegen. Naast het feit dat [naam 1] over een langere periode minder vaak witwashandelingen heeft verricht dan de overige verdachten, was de enige contactpersoon van [naam 1] via Sky zijn kleinzoon [verdachte] . In hoeverre [naam 1] wist dat daarachter een organisatie zat met tot oogmerk het plegen van misdrijven, kan de rechtbank niet buiten gerede twijfel vaststellen. In dat verband overweegt de rechtbank dat de samenwerking tussen [naam 1] en [verdachte] niet duurzaam genoeg is om op zichzelf als een organisatie in de zin van artikel 140 Sr te kwalificeren.