ECLI:NL:RBDHA:2023:19601

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
SGR 21/6309
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en de gevolgen voor WIA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2023, betreft het een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres, die sinds 24 juli 2016 als docent basisonderwijs niet meer kan werken. Het UWV had eerder vastgesteld dat eiseres vanaf 23 januari 2019 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt was en had haar een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend. Na bezwaar en aanvullend onderzoek door het UWV, werd de arbeidsongeschiktheid van eiseres herzien naar 69,57% en later naar 64,48%. Eiseres was het niet eens met deze herzieningen en stelde dat het UWV in strijd met het verbod op reformatio in peius handelde door haar arbeidsongeschiktheid te verlagen.

De rechtbank oordeelde dat het UWV de herbeoordeling zorgvuldig had uitgevoerd, maar dat de geduide functies in strijd waren met de geldende rechtspraak, omdat de actualiseringsdata van deze functies na de datum van de beoordeling lagen. Hierdoor was het bestreden besluit III onvoldoende gemotiveerd en in strijd met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de bestreden besluiten I en II niet-ontvankelijk, maar het beroep tegen het bestreden besluit III gegrond. De rechtbank vernietigde dit besluit en droeg het UWV op om binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

De rechtbank oordeelde verder dat eiseres recht heeft op vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 2.511,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de gevolgen voor uitkeringen, evenals de bescherming van de rechten van de betrokkenen in het bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6309

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. W.G.H. van de Wetering),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigden: mr. D. Brandt-Van Es en mr. S. Elfert).

Inleiding

Het UWV heeft besloten dat eiseres vanaf 23 januari 2019 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt is. Eiseres krijgt vanaf 1 april 2019 een WGA [1] -loonaanvullingsuitkering.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit I) van 19 augustus 2021.
Het UWV heeft op het beroep en op vragen van de rechtbank gereageerd met een verweerschrift en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het UWV.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen nader onderzoek te verrichten ter verduidelijking van zijn standpunt.
Het UWV heeft aanvullend medisch en arbeidskundig onderzoek verricht en heeft met het besluit van 27 juni 2023 (het bestreden besluit II) het bestreden besluit I herroepen. Het UWV heeft het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en bepaald dat eiseres vanaf 23 januari 2019 voor 69,57% arbeidsongeschikt is. De WGA-loonaanvullingsuitkering wordt ongewijzigd voortgezet tot 1 juli 2025.
Eiseres heeft gereageerd op het bestreden besluit II en de rapporten van de verzekeringsarts B&B en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
Naar aanleiding van de beroepsgronden heeft het UWV bij besluit van 22 september 2023 (het bestreden besluit III) het bestreden besluit II herroepen. Het UWV heeft bepaald dat eiseres per 23 januari 2019 voor 64,48% arbeidsongeschikt is. De WGA-loonaanvullingsuitkering wordt ongewijzigd voortgezet tot 1 oktober 2025.
Met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het beroep mede gericht geacht tegen het bestreden besluit III.
Met (stilzwijgende) toestemming is een tweede zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres was werkzaam als docent basisonderwijs voor 36,78 uur per week. Op 24 juli 2016 is zij voor deze werkzaamheden uitgevallen. Het UWV heeft eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend per 23 juli 2018.
2. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 23 januari 2019 voor 64,48% arbeidsongeschikt is. De WGA-loonaanvullingsuitkering wordt ongewijzigd voortgezet tot 1 oktober 2025.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit III gebaseerd op de rapporten van een verzekeringsarts B&B van 15 juni 2023 en 14 september 2023. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 juni 2023.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 15 september 2023.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Het bestreden besluit III is volgens eiseres in strijd met het verbod op reformatio in peius.
7. Eiseres vindt dat ze volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Uit het neuropsychologisch onderzoek (NPO) van 22 augustus 2019 is naar voren gekomen dat er een indicatie is voor onderpresteren. Volgens eiseres is er sprake van een medisch objectiveerbaar onvermogen om op de in de FML gesuggereerde niveaus te presteren, gelet op de informatie van haar behandelaren.
8. Eiseres is het niet eens met het expertiserapport van 15 juni 2023. Het onderzoek is onvoldoende zorgvuldig geweest. De beoordeling is geweest op de huidige toestand. Dit kan niet zomaar vertaald worden naar de situatie per 23 januari 2019, met name omdat in de vraagstelling niet is aangegeven dat afgeleid zou moeten worden of bij het NPO bewust is ondergepresteerd. Verder zijn een aantal constateringen opmerkelijk, wat volgens eiseres aanleiding geeft om aan te nemen dat er meer beperkingen zijn dan aangenomen. Ten eerste houden de factoren voor het onderhouden van de klachten het toestandsbeeld in stand en het gaat om dit toestandsbeeld, niet de wenselijke situatie. Ten tweede bepaalt onjuist of ineffectief coping-gedrag de mate waarin eiseres gevangen wordt in de beleving van haar klachten. Als laatste gaat het om het soort behandeling die nodig is om te komen tot een situatie dat er weer een substantiële arbeidsprestatie kan worden geleverd, niet om een behandeling die gevolgd kan worden naast het leveren van een arbeidsprestatie.
9. Eiseres is het niet eens met de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts B&B. Volgens eiseres is de vraagstelling van de rechtbank omzeild. De verzekeringsarts B&B wijst op significante geheugenproblemen en niet geheel adequate oriëntatie, maar neemt daar geen beperkingen voor aan. Verder lijkt de verzekeringsarts B&B aggravatie en onderpresteren als hetzelfde te zien, maar dit klopt niet. Er moest beoordeeld worden of het onderpresteren bewust aangestuurd wordt. Volgens eiseres toont dit aan dat er onzorgvuldig is gerapporteerd. Ook is de verzekeringsarts B&B gepreoccupeerd in zijn oordeel, nu hij al voor de expertise spreekt van een ‘sterke focus’ op onvermogen. Verder is het herstelvermogen niet beoordeeld op het moment van de beoordeling, maar naar wat in de toekomst misschien nog zou kunnen. Een juiste interpretatie van de expertise zou volgens eiseres zijn dat nog steeds niet gesproken kan worden van duurzaam benutbare mogelijkheden.
10. Ten aanzien van de geduide functies heeft eiseres aangegeven dat de actualiseringsdata van alle functies na de datum van de beoordeling zijn en niet gebruikt kunnen worden. Eiseres vindt het opmerkelijk dat op het moment van effectuering de functies bijna zes jaar oud zijn.

Wat vindt de rechtbank

11. Gelet op het bepaalde in artikel 6:19 van de Awb heeft het beroep gericht tegen de bestreden besluiten I en II, van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit III. Nu de bestreden besluit I en II door het UWV zijn herroepen met het bestreden besluit III en niet is gebleken dat eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de herroepen besluiten I en II, zal de rechtbank het beroep tegen de bestreden besluiten I en II niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal hierna de vraag beantwoorden of het UWV met het bestreden besluit III terecht heeft geoordeeld dat eiseres per
23 januari 2019 voor 64,48% arbeidsongeschikt is.
Reformatio in peius
12. Het verbod van ‘reformatio in peius’ betekent dat de indiener van een bezwaar- of beroepsschrift in beginsel niet door het indienen daarvan na heroverweging van het besluit in een slechtere positie komt dan zonder de bezwaar- of beroepsprocedure mogelijk zou zijn. Dit verbod is hier, anders dan eiseres stelt, niet geschonden. Het is vaste rechtspraak [2] dat een WIA-uitkering niet met terugwerkende kracht mag worden ingetrokken of naar een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse mag worden vastgesteld. Het verbod van ‘reformatio in peius’ verzet zich echter niet tegen intrekking of verlaging van de WIA-uitkering per een toekomende datum, omdat het UWV ook los van het ingediende bezwaar of beroep bevoegd is de uitkering van de verzekerde per een toekomende datum in te trekken of te verlagen op de grond dat zij niet (langer) of minder arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft dan ook geen vertrouwen kunnen en mogen ontlenen aan het primaire besluit, in die zin dat de WIA-uitkering na het bezwaar of beroep niet ingetrokken zou kunnen worden. Gesteld noch gebleken is verder dat door of namens het UWV toezeggingen zijn gedaan ten aanzien van een doorlopend recht op WIA-uitkering waaraan eiseres het vertrouwen mocht ontlenen dat haar WIA-uitkering niet zou worden aangetast. Het verlagen van het arbeidsongeschiktheidspercentage na een bezwaar- of beroepsprocedure mag echter pas per toekomende datum worden geëffectueerd. De rechtbank is van oordeel dat hieraan is voldaan. Bij het bestreden besluit III is een uitlooptermijn van 24 maanden in acht genomen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
13. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres gezien en onderzocht op een spreekuur en heeft een deskundigenonderzoek laten verrichten door een psychiater. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van
14 september 2023 toegelicht dat in de vraagstelling aan de psychiater niet is gevraagd om de situatie naar een specifiek moment te beoordelen. De psychiater baseert zijn beoordeling op zijn bevindingen op het moment van het onderzoek, maar heeft ook informatie vanaf 2018 betrokken bij zijn beoordeling. Uit het functioneren en de klachten van eiseres blijkt geen wezenlijk verschil of in ieder geval geen verbetering. Eiseres wordt volgens de verzekeringsarts B&B niet tekort gedaan door uit te gaan van het beeld zoals dat was in maart 2023. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
14. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B niet van het expertiserapport van 15 juni 2023 uit mocht gaan. De psychiater heeft de objectiveerbaarheid van de klachten gemotiveerd. Zo heeft hij aangegeven dat de gerapporteerde angstklachten diffuus en aspecifiek overkomen, dat de klachtenpresentatie atypisch is en niet passend bij bekende pathofysiologische patronen binnen de psychiatrie. De psychiater noemt enkele voorbeelden en geeft aan dat juist de combinatie suspect is voor symptoomaggravatie. De klachten mogen daarom niet zonder meer vertaald worden naar een psychiatrische stoornis. De verzekeringsarts B&B heeft toegelicht dat het om de objectivering van de klachten gaat en niet om de beleving van de klachten. Voor wat betreft de stelling van eiseres dat er onvoldoende onderscheid is gemaakt tussen onderpresteren en aggravatie, geeft de verzekeringsarts B&B aan dat de psychiater juist heeft aangegeven dat er een vermoeden is voor aggravatie. De rechtbank kan dan ook volgen dat de psychiater heeft aangegeven dat de klachten niet zonder meer vertaald mogen worden naar een psychiatrische stoornis en dat de verzekeringsarts B&B is uitgegaan van de objectiveerbare klachten.
De beoordeling van de belastbaarheid
15. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 23 januari 2019 in het rapport van 15 juni 2023 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Eiseres voldoet niet aan de criteria om te spreken van geen benutbare mogelijkheden. Eiseres is beperkt te achten ten aanzien van psychische stress en hoge eisen aan het sociaal functioneren. Hoge eisen aan het concentreren zijn ook ongewenst en eiseres is beperkt ten aanzien van vervoer. Enige beperkingen zoals aangenomen door de primaire verzekeringsarts komen te vervallen, omdat hier geen medische onderbouwing voor is.
16. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van 14 september 2023 verder toegelicht dat de onderhoudende factoren voor de klachten zoals beschreven in het expertiserapport geen rol spelen in de vaststelling van de belastbaarheid. Verder is ook zonder dat de door de psychiater voorgestelde behandeling heeft plaatsgevonden sprake van restcapaciteit voor werken. De sterke focus op het onvermogen heeft geleid tot het aanvragen van de expertise om duidelijkheid te verkrijgen over de aard en ernst van de problematiek. Gelet op de uitkomst van de expertise is er geen reden voor meer of forsere beperkingen. Voor wat betreft het overige heeft eiseres fragmenten aangehaald uit rapporten van andere verzekeringsartsen, welke de verzekeringsarts B&B heeft opgenomen in het kader van de samenvatting van het dossier. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B met het voorgaande voldoende duidelijk heeft toegelicht waarom de reactie van eiseres van 21 augustus 2023 niet leidt tot een ander standpunt. De reactie van eiseres van
18 oktober 2023 leidt voor de rechtbank niet tot een ander oordeel.
17. Anders dan eiseres vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts B&B afdoende heeft gehandeld in reactie op de schorsingsbeslissing van de rechtbank. In overweging 8 van deze beslissing heeft de rechtbank aangegeven dat als het UWV tot een ander standpunt komt over de belastbaarheid van eiseres, dat hij dit moet motiveren met inachtneming van dat wat is aangevoerd door eiseres. De verzekeringsarts B&B heeft dit gedaan.
18. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 23 januari 2019.
19. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op
23 januari 2019 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld in de FML van 15 juni 2023.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 15 juni 2023 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als docent basisonderwijs, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en één reservefuncties opgeleverd. Naar aanleiding van de reactie van eiseres heeft de arbeidsdeskundige B&B onderzocht of deze vier functies actueel zijn op 27 juni 2023, het moment waarop de functies zijn aangezegd. Bij twee functies was dit niet het geval, waarop de arbeidsdeskundige B&B twee nieuwe functies heeft geselecteerd. Zij heeft vervolgens de mate van arbeidsongeschiktheid bepaald aan de hand van de volgende drie functies:
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie;
- ( SBC-code 272042) Productiemedewerker confectie, kleermaken;
- ( SBC-code 111334) Huishoudelijk medewerker gebouwen.
Ook heeft zij twee reservefuncties geduid: (SBC-code 315174) Telefonist, medewerker callcenter en (SBC-code 268030) Medewerker binderij, grafisch nabewerker.
21. Uit de Arbeidsmogelijkhedenlijst leidt de rechtbank af dat van alle vijf bovengenoemde functies de actualisatiedatum is gelegen in 2022 of 2023. Uit artikel 9, aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit) volgt dat de gegevens met betrekking tot de in aanmerking genomen functies op het moment van de datum waarop de ter gelegenheid van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling gegeven beschikking betrekking heeft niet ouder zijn dan 24 maanden. De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak [3] van een functie vast moet komen te staan dat deze ten tijde van belang feitelijk op de arbeidsmarkt voorkomt. Dit betekent dat het niet aanvaardbaar wordt geacht om bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling functies in aanmerking te nemen waarvan de actualisatiedatum is gelegen na de ter beoordeling voorliggende datum, omdat dan niet kan worden vastgesteld of aan dit vereiste wordt voldaan. De actualisatiedata van de door de arbeidsdeskundige B&B geduide functies zijn gelegen (ruim) na de datum in geding,
23 januari 2019. Het duiden van deze functies is in strijd met de genoemde vaste rechtspraak. Dit betekent dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en in strijd is met artikel 7:12 van de Awb.
22. Dit betekent dat het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit III gegrond is. De rechtbank zal het bestreden besluit III vernietigen. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien, omdat er een nieuw arbeidskundig onderzoek plaats zal moeten vinden. Het UWV zal na arbeidskundig onderzoek een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen, met inachtneming van het oordeel van de rechtbank. Indien uit het arbeidskundig onderzoek volgt dat er onvoldoende functies kunnen worden geduid en dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is, zal het UWV een standpunt in moeten nemen over de duurzaamheid van de beperkingen. Deze motivering moet voldoen aan het door de
Centrale Raad van Beroep gegeven beoordelingskader. Mocht slechts een deel van de beperkingen duurzaam zijn, dan kan een zogenoemde ‘bottleneck’-analyse niet ontbreken, om inzichtelijk te maken voor welke beperkingen nog verbetering te verwachten is en welke betekenis hieraan toekomt voor de mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

23. De rechtbank verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten I en II niet-ontvankelijk en tegen het besteden besluit III gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit III en draagt het UWV op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
24. Omdat het UWV de bestreden besluiten I en II niet heeft gehandhaafd en omdat het beroep tegen het bestreden besluit III gegrond is, is er reden om het UWV te veroordelen in de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep tegen het bestreden besluit I en II heeft gemaakt. Voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank de vergoeding die het UWV moet betalen vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 2 keer 0,5 punt voor de door de rechtbank gevraagde reacties na de herziene beslissingen op bezwaar, met een waarde van € 837,- per punt bij wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten I en II niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit III gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit III;
- draagt het UWV op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.511,-.
Deze uitspraak is gedaan op 6 december 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WGA: Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
2.Zie bijvoorbeeld uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, van 14 juli 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2557).
3.Zie bijvoorbeeld uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9153)