ECLI:NL:RBDHA:2023:19598

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
23/11962
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het verzoek van een verzoeker uit Malawi om de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten. Het verzoek is gedaan naar aanleiding van de intrekking van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Staatssecretaris op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van 7 juni 2023. De verzoeker trok zijn beroep in omdat de Staatssecretaris op 7 november 2023 een besluit had genomen. De rechtbank heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de Staatssecretaris gaf aan dat er geen aanleiding was voor een veroordeling.

De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling en wijst dit verzoek af. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank moet echter beoordelen of de Staatssecretaris daadwerkelijk geheel of gedeeltelijk aan de verzoeker is tegemoetgekomen.

De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris op 7 november 2023 een besluit heeft genomen op de mvv-aanvraag van de verzoeker, waarmee de Staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep. Desondanks bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en er verder geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af, maar wijst er wel op dat de Staatssecretaris verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor tot de Staatssecretaris wenden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/11962

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , uit Malawi, verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (de staatssecretaris)

(gemachtigde: A.J. van Pijkeren).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris op de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van 7 juni 2023. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat de staatssecretaris op 7 november 2023 een besluit heeft genomen.
1.1.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De staatssecretaris heeft de rechtbank meegedeeld dat er geen aanleiding bestaat voor een veroordeling in de proceskosten.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de staatssecretaris aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de staatssecretaris geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 10 oktober 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft op 7 november 2023 een besluit genomen op de mvv aanvraag van verzoeker. Hiermee is de staatssecretaris tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Moet de staatssecretaris de proceskosten van verzoeker vergoeden?
5. De staatssecretaris is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierech
6. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. [3] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot de staatssecretaris wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.