ECLI:NL:RBDHA:2023:19597

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 6961
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM)

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan eiseres was opgelegd. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.M. Bothof, had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst van 29 september 2022, waarin de naheffingsaanslag werd gehandhaafd. De zitting vond plaats op 16 november 2023, waar de gemachtigde van eiseres en vertegenwoordigers van de Belastingdienst aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres aangifte BPM had gedaan voor een BMW X5 en dat er een taxatierapport was ingediend dat een waardevermindering wegens schade van € 38.818 vermeldde. De inspecteur had echter een hertaxatie laten uitvoeren door DRZ, die een lagere waardevermindering van € 1.310 vaststelde. Eiseres betwistte de deskundigheid van de taxateur van DRZ en stelde dat de inspecteur onzorgvuldig had gehandeld door deze taxateur in te schakelen. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur vrij was om een deskundige naar eigen keuze in te schakelen en dat er geen reden was om aan de deskundigheid van de taxateur te twijfelen.

Eiseres heeft verder aangevoerd dat de CO2-uitstootwaarde van de auto onterecht was vastgesteld en dat dit in strijd was met artikel 110 VWEU. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat er gelijksoortige voertuigen met een lagere CO2-uitstoot waren en dat er geen strijd was met het VWEU. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om immateriële schadevergoeding af, omdat er geen sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/6961
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 29 september 2022 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2023. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1], mr. [naam 2] en mr. [naam 3].

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.

Overwegingen

1. Eiseres heeft aangifte Bpm gedaan ter zake van een BMW X5 (de auto). Bij de vaststelling van de afschrijving is gebruik gemaakt van een taxatierapport (het taxatierapport). Het taxatierapport vermeldt een waardevermindering wegens schade van € 38.818 (€ 47.968 - € 9.150).
2. DRZ heeft een hertaxatie uitgevoerd. Het DRZ-rapport vermeldt een waardevermindering wegens schade van € 1.310 (72%).
3. De naheffingsaanslag bedraagt € 9.155.
4. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar is de naheffingsaanslag gehandhaafd.
5. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil
  • of de hertaxateur van DRZ voldoende onafhankelijk en deskundig is;
  • of verweerder een juiste waardevermindering wegens schade in aanmerking heeft genomen;
  • of verweerder van de juiste CO2-uitstootwaarde is uitgegaan;
  • of sprake is van een schending van het vertrouwensbeginsel.
Onafhankelijkheid en deskundigheid hertaxateur DRZ
6. Eiseres heeft aangevoerd dat de taxateur van DRZ geen erkend taxateur is en niet staat ingeschreven in enig erkend register, niet onafhankelijk en niet onpartijdig is en niet beschikt over de vereiste kwalificaties en professionele competenties. Verweerder had zich volgens eiseres moeten wenden tot een onafhankelijk expert. Omdat hij dit heeft nagelaten heeft hij onzorgvuldig en met vooringenomenheid gehandeld. Eiseres stelt dat verweerder aldus misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid tot naheffing.
7. Het staat verweerder vrij om een deskundige naar eigen keuze in te schakelen. Het bepaalde in artikel 8, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 staat daar niet aan in de weg, omdat dit betrekking heeft op de door de belastingplichtige in te schakelen taxateur. In het kader van deze procedure beschouwt de rechtbank de taxateur van DRZ als een partijdeskundige, omdat hij door verweerder is aangezocht om een oordeel te geven over de waarde van de auto. De rechtbank heeft, afgaande op de inhoud van het DRZ-rapport en de daarop gegeven toelichting, geen reden aan de deskundigheid of de onafhankelijkheid van de (her)taxateur te twijfelen. Eiseres heeft haar stelling dat sprake is van vooringenomenheid, schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en misbruik van bevoegdheden verder niet dan wel onvoldoende geconcretiseerd.
Schade
8. Eiseres dient tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder aannemelijk te maken dat sprake is van meer schade dan het bedrag dat DRZ heeft vastgesteld. Zij heeft daartoe verwezen naar het taxatierapport dat ten grondslag is gelegd aan de aangifte en naar verschillende facturen en offertes. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd en overgelegd, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om aan de schadecalculatie van DZR te twijfelen. Met het taxatierapport en de daarbij gevoegde foto’s wordt onvoldoende uitsluitsel gegeven over aard en omvang van de gestelde schade. Uit de facturen en offertes blijkt onvoldoende duidelijk in hoeverre de daarin genoemde werkzaamheden betrekking hebben op herstel van daadwerkelijke schade aan de onderhavige auto en of, en zo ja, wanneer die werkzaamheden zijn uitgevoerd. Daarnaast ziet de rechtbank in de omstandigheid dat eiseres, blijkens de inkoopfactuur, de auto zelf heeft gekocht voor € 44.000, een tegenaanwijzing voor de aanwezigheid van de door haar gestelde schade. Eiseres is dan ook niet geslaagd in het van haar te vergen bewijs. Dat in afwijking van het DRZ-rapport een percentage van 100% van het schadebedrag in aanmerking moet worden genomen, heeft eiseres evenmin aannemelijk gemaakt. Haar standpunt dat de leeftijd en de kilometerstand van de auto een percentage van 100% rechtvaardigen, heeft eiseres onvoldoende onderbouwd.
9. Dat, zoals eiseres stelt, binnen de branche beleid is ontwikkeld over het onderscheid tussen normale gebruikssporen en echte schade en dat een of meer van de volgens dat beleid geldende schade zich voordoet bij de auto, kan niet tot een ander oordeel leiden. Verweerder noch DRZ is gebonden aan beleid dat binnen de branche zou zijn ontwikkeld. Afgezien daarvan heeft eiseres niet dan wel onvoldoende geconcretiseerd welke beschadigingen volgens haar dan ten onrechte als normale gebruikssporen zijn aangemerkt.
CO2-uitstoot
10. Eiseres heeft aangevoerd dat de overgang naar de zogenoemde WLTP/NEDC2-methode leidt tot een hogere CO2-uitstootwaarde. Het zwaarder belasten van later ingevoerde auto’s op basis van de NEDC2-uitstoot, terwijl gelijksoortige voertuigen in de heffing zijn betrokken op basis van de NEDC1-methode, leidt tot strijd met artikel 110 VWEU, aldus eiseres.
11. Wanneer de CO2-uitstoot van het te registreren motorvoertuig vaststaat, kan deze niet meer als variabele worden aangevoerd om eerder in Nederland geregistreerde motorvoertuigen met een lagere CO2-uitstoot als soortgelijk te beschouwen in de zin van artikel 110 van het VWEU. [1] Eiseres heeft haar standpunt dat sprake is gelijksoortige voertuigen met een lagere CO2-uitstoot, die enkel veroorzaakt wordt door een andere meetmethode, niet nader onderbouwd met bijvoorbeeld referentievoertuigen. Eiseres, die de bewijslast heeft, maakt dan ook niet aannemelijk dat er soortgelijke voertuigen met een lagere CO2-uitstoot op basis van de NEDC1-methode op de Nederlandse markt zijn. Van strijd met artikel 110 VWEU is geen sprake.
12. Nu niet is gebleken dat sprake is van gelijksoortige referentievoertuigen, behoeft het betoog van eiseres over de restantvoorraadregeling verder geen behandeling.
13. De onderzoeken waar eiseres naar verwijst kunnen haar niet baten. De conclusies van dergelijke algemene en brede onderzoeken kunnen niet rechtstreeks worden toegepast op de hier in geding zijnde auto.
Vertrouwensbeginsel
14. De uitlatingen van de Staatssecretaris waarop eiseres zich beroept, heeft de Staatssecretaris gedaan in zijn hoedanigheid van medewetgever en niet als uitvoerder van de – uiteindelijk tot stand gekomen – belastingwet. Zoals onder meer volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2007 [2] kan eiseres aan die uitlatingen dan ook geen in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen.
Conclusie
15. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Vergoeding voor immateriële schade
17. Eiser heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag is op 16 december 2021 door verweerder ontvangen. Ten tijde van het doen van deze uitspraak is geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar. Voor een vergoeding van immateriële schade is dan ook geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Emden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).