ECLI:NL:RBDHA:2023:19594

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
NL23.36908
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en de verantwoordelijkheden van de staatssecretaris

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had in een besluit van 23 november 2023 de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, wat betekent dat eiser gelijk krijgt. Het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag en het bijbehorende overdrachtsbesluit blijven niet in stand. De rechtbank legt uit dat de overdrachtstermijn op 5 december 2023 is verstreken, en dat de staatssecretaris verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Dit is bevestigd in een brief van de staatssecretaris van 7 december 2023.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen de wettelijke termijn een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten, die door de staatssecretaris moet worden betaald, ter hoogte van € 1.674,-. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 11 december 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.36908
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. D. van Elp),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris heeft de aanvraag in het bestreden besluit van 23 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. D.W.M. van Erp als waarnemer van de gemachtigde van eiser, O.A. Karim als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. Het niet in behandeling nemen van eisers asielaanvraag en het hierbij behorende overdrachtsbesluit blijven niet in stand. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Op 5 juni 2023 heeft Kroatië de overname van (de asielaanvraag van) eiser aanvaard. Uit de Dublinverordening volgt dat de staatssecretaris een vreemdeling overdraagt zodra dat praktisch mogelijk is, en uiterlijk binnen een termijn van zes maanden vanaf de aanvaarding van het terug- of overnameverzoek of vanaf de definitieve beslissing op het beroep of het bezwaar wanneer dit opschortende werking heeft.1 In het geval van eiser verloopt de overdrachtstermijn op 5 december 2023. Van opschortende werking van de overdrachtstermijn is geen sprake. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraken van 22 november 2023 uitgelegd dat alleen het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening in eerste aanleg nog niet leidt tot opschorting. Om
1. Artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening.
opschorting van de overdracht, en daarmee van de overdrachtstermijn, te bewerkstelligen moet de voorlopige voorziening in beroep ook daadwerkelijk zijn getroffen.2 Van een getroffen voorlopige voorziening in eerste aanleg (in eerdere procedures) is geen sprake. Dat betekent dat de overdrachtstermijn is verstreken en eiser niet binnen die termijn is overgedragen. Dat maakt dat de staatssecretaris verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De staatssecretaris heeft dit ook bevestigd in een brief van 7 december 2023. Het bestreden besluit kan dan ook niet in stand blijven.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, zelf een beslissing te nemen of een bestuurlijke lus toe te passen. Dit omdat de staatssecretaris inhoudelijk naar de asielaanvraag moet kijken en beoordelen. Daarom draagt de rechtbank de staatssecretaris op een nieuw besluit nemen op de asielaanvraag van eiser binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn.
4.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 23 november 2023;
  • draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 december 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.