ECLI:NL:RBDHA:2023:19588

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
09/055715-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging en terbeschikkingstelling na doodslag door moeder

Op 15 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige vrouw die beschuldigd werd van het doden van haar baby. De rechtbank heeft de vrouw ontslagen van alle rechtsvervolging, maar heeft haar wel ter beschikking gesteld met dwangverpleging. De zaak kwam aan het licht na de fatale gebeurtenis op 24 februari 2023, waarbij de vrouw haar baby uit een raam op de tweede verdieping gooide, wat leidde tot ernstig hersenletsel en uiteindelijk de dood van het kind op 6 maart 2023. Tijdens de rechtszittingen werd duidelijk dat de verdachte leed aan een bipolaire stoornis en psychotische kenmerken, wat haar handelen beïnvloedde. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte de handelingen had verricht, zij niet volledig toerekeningsvatbaar was op het moment van de daad. De deskundigen concludeerden dat de vrouw handelde onder invloed van een hallucinatie die haar opdroeg haar kind te doden. De rechtbank volgde dit advies en legde de maatregel van terbeschikkingstelling op, waarbij de nadruk lag op de noodzaak van behandeling in een beveiligde omgeving. De rechtbank benadrukte de ernst van de situatie en het belang van een langdurige klinische behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/055715-23
Datum uitspraak: 15 december 2023
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1990 te [geboorteplaats] ,
[adres] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Utrecht Nieuwersluis.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 9 juni, 6 september (allen pro forma) en 1 december 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L.M. de L’Isle en van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw mr. A.T.C. Castermans naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – na
wijzigingvan de tenlastelegging op de terechtzitting van
1 december 2023 – ten laste gelegd dat:
zij
inof omstreeks
de periode van24 februari 2023
tot en met 6 maart 2023te ’s-Gravenhage
en/of Rotterdamhaar zoon [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] -2023) opzettelijk van het leven heeft beroofd, door [slachtoffer] vanuit een raam op de 2e verdieping (vanaf een hoogte van 7,93 meter) naar beneden te gooien en/of te laten vallen, waardoor [slachtoffer] met veel kracht op het trottoir terecht is gekomen en/of (aldus) [slachtoffer] zwaar (hersen)letsel toe te brengen, ten gevolge waarvan [slachtoffer] op 6 maart 2023 is overleden.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het tenlastegelegde wegens het ontbreken van opzet.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
3.3.1
De bewijsmiddelen [1]
Op 24 februari 2023 werden meerdere politie-eenheden gestuurd naar de Parallelweg te Den Haag. [2] Op het trottoir lag een baby, naar later bleek [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 2023) [3] , op zijn buik. [4] Op de tweede verdieping van het gebouw, naar de rechtbank begrijpt grenzend aan het trottoir waar de baby lag, stond een klein raam open [5] . [naam 1] , op dat moment werkzaam in het gebouw, verklaarde tegenover de politie dat hij een harde klap had gehoord. [6] De afstand van de onderste raamsponning tot de straatzijde bedroeg 7,93 meter. [7] De baby werd in kritieke toestand met de ambulance naar het Erasmus MC te Rotterdam vervoerd. [8] Radiologisch onderzoek toonde uitgebreide schedelbreuken met uitgebreide bloeduitstortingen in de schedelholte, er was sprake van een zogeheten inklemmingsbeeld van de hersenen. [9] Op 6 maart 2023 overleed [slachtoffer] aan zijn verwondingen. [10] [naam 2] , arts en forensisch patholoog van het NFI, heeft op basis van de medische gegevens geconcludeerd dat [slachtoffer] is overleden aan de verwikkelingen van ernstig schedelhersenletsel door stomp botsende krachtinwerking. [11]
Verdachte heeft op 24 februari 2023 tegenover de politie verklaard dat die ochtend een stem tegen haar zei dat zij het kindje moest doden. [12] Meteen nadat zij dit hoorde opende zij het raam, pakte vervolgens haar kindje – die op dat moment in zijn bedje lag en wakker was – en gooide hem uit het raam. [13] Daarna keek zij naar buiten en zag zij dat hij plat op zijn gezicht lag. [14]
De moeder van verdachte heeft verklaard dat, toen zij de kamer binnenkwam – ongeveer 2 á 3 minuten nadat de partner van verdachte die kamer had verlaten –, verdachte tegen haar zei dat [slachtoffer] er niet meer is en dat zij hem door het raampje naar buiten op straat had gegooid. [15] Aan de vervolgens ter plaatse gekomen politie vroeg verdachte in het Engels of zij nu naar de gevangenis moest. [16]
3.3.2
Oordeel van de rechtbank
Op basis van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte degene is geweest die baby [slachtoffer] op 24 februari 2023 door het raam van hun woning op de tweede verdieping in Den Haag naar buiten heeft gegooid. Door het zwaar hersenletsel dat baby [slachtoffer] als gevolg van die val opliep, is hij op 6 maart 2023 te Rotterdam komen te overlijden. Dit is voor alle betrokkenen een uiterst tragische gebeurtenis. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of verdachte dit opzettelijk heeft gedaan.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat een psychische stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat, indien bij verdachte ten tijde van haar handelen ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken. [17] Daarvan zal overigens slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. [18]
De vaststelling van de deskundigen dat verdachte door de imperatieve hallucinatie de vrijheid niet had om haar wil te bepalen en keuzes te maken, betekent nog niet dat bij verdachte in juridische zin ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Volledige ontoerekeningsvatbaarheid sluit niet uit dat sprake is geweest van opzettelijk handelen, nu voor het aannemen daarvan het enkel gaat om de vraag of verdachte (doel-)bewust heeft gehandeld en niet of het handelen haar kan worden toegerekend.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, zoals volgt uit haar eigen verklaringen, na het horen van de stem de volgende handelingen heeft verricht:
  • het opstaan van haar bed en lopen naar het raam van de woning
  • het openen van het raam van de woning;
  • het lopen naar het bedje van de baby en op dat moment constateren dat hij wakker was;
  • het oppakken van de baby en lopen naar dat openstaande raam met de baby;
  • het gooien van de baby uit het raam;
  • uit dat raam naar buiten kijken en waarnemen dat de baby met zijn gezicht op het trottoir lag;
  • kort erna spontaan aan haar moeder vertellen dat de baby er niet meer is en dat zij hem uit het raam heeft gegooid; en
  • vervolgens aan de ter plaatse gekomen verbalisant vragen of zij nu naar de gevangenis moet.
De rechtbank leidt uit deze gedragingen af dat verdachte in ieder geval enig besef had van wat zij deed, immers had zij anders die handelingen – die een zeker niveau van coördinatie van geestelijke en lichamelijke functies vereisen – niet kunnen uitvoeren. Het naar buiten kijken naar het trottoir, de mededeling aan haar moeder en haar vraag aan de verbalisant kort na haar handelen, geven blijk van coherentie van gedachten waar het om oorzaak en gevolg gaat. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk geworden dat bij verdachte ieder inzicht in haar gedrag dan wel de draagwijdte van haar gedragingen ontbrak op het moment dat zij haar baby uit het raam gooide.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk geweld tegen baby [slachtoffer] heeft gebruikt. Uit de aard van dat geweld – het gooien van grote hoogte van een zeer jonge en kwetsbare baby – leidt de rechtbank af dat verdachte daarbij de bedoeling heeft gehad haar baby van het leven te beroven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag op haar kind.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van verdachte bewezen dat:
zij
op24 februari 2023 te 's-Gravenhage haar zoon [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] -2023) opzettelijk van het leven heeft beroofd, door [slachtoffer] vanuit een raam op de 2e verdieping (vanaf een hoogte van 7,93 meter) naar beneden te gooien, waardoor [slachtoffer] met veel kracht op het trottoir terecht is gekomen en aldus [slachtoffer] zwaar hersenletsel toe te brengen, ten gevolge waarvan [slachtoffer] op 6 maart 2023 is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat verdachte op grond daarvan dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich – bij bewezenverklaring – op het standpunt gesteld dat het feit, conform het standpunt van de deskundigen, niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat verdachte op grond daarvan dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Ter beoordeling van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van de pro Justitia triple rapportage van 17 juli 2023 , opgemaakt door drs. [naam 3] (GZ-psycholoog), drs. [naam 4] (psychiater) en [naam 5] , Forensisch milieuonderzoeker), over de persoon van verdachte en van hetgeen de GZ-psycholoog en de psychiater ter terechtzitting van 1 december 2023 naar voren hebben gebracht. Uit die informatie volgt dat verdachte lijdt aan een bipolaire I stoornis en dat er daarnaast sprake is van vermijdende persoonlijkheidskenmerken en een onvermogen tot het beleven en verwoorden van emotionele gevoelens. Ten tijde van het tenlastegelegde leed verdachte aan een depressie met psychotische kenmerken. Naar het oordeel van de deskundigen handelde verdachte geheel naar de imperatieve hallucinatie die haar de opdracht gaf haar baby te doden.
De deskundigen adviseren om het tenlastegelegde in het geheel niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de deskundigen op deugdelijke wijze tot stand zijn gekomen en maakt die conclusies tot de hare. De rechtbank concludeert dat het bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.Oplegging maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging) wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – bij bewezenverklaring – betoogd om aan verdachte de tbs maatregel met voorwaarden (hierna: tbs met voorwaarden) op te leggen. Verdachte is gemotiveerd zich aan voorwaarden te houden en staat open voor behandeling voor haar psychische problematiek.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Pro Justitia rapportages
In de pro Justitia rapportages van 17 juli 2023 en 5 september 2023 wordt het recidiverisico voor een feit zoals het tenlastegelegde als hoog ingeschat en op matig voor geweld in het algemeen (maatschappelijk gevaar). Ter terechtzitting van 1 december 2023 hebben de deskundigen verduidelijkt dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat indien er sprake is van ontregeling bij verdachte. Een bevalling wordt als verhoogde kans gezien, maar die kans op ontregeling is ook aanwezig als er andere ingrijpende dingen in het leven van verdachte plaatsvinden. Voor het verkleinen van het recidiverisico is een langdurig klinisch traject noodzakelijk. De behandeling moet gericht zijn op psycho-educatie omtrent de bipolaire I stoornis, waarbij het innemen van medicatie een belangrijk onderdeel is. Verder dienen de vermijdende persoonlijkheidskenmerken nader onderzocht en behandeld te worden middels een langdurige inzichtgevende psychotherapie.
Duidelijk is dat de ernst en te verwachten hardnekkigheid van de problematiek een intensieve vorm van behandeling en toezicht vragen en dat noodzakelijk is dat die problematiek eerst goed behandeld wordt alvorens verdachte kan toewerken naar resocialisatie. Volgens de deskundigen zal deze behandeling in een dwingend kader dienen plaats te vinden, omdat de kans op een ontregeling bij verdachte juist bij het meer in contact komen met haar gevoel groot is. Tevens is bij verdachte sprake van een gering probleembesef en te weinig intrinsieke motivatie waardoor de kans te groot is dat zij zou afhaken bij een behandeling en zij zich niet langdurig aan voorwaarden zal kunnen houden. Dat verdachte gemotiveerd is om mee te werken aan een behandeling wijzigt haar intrinsieke motivatie niet, omdat die intrinsieke motivatie beheerst wordt door haar vermijdende persoonlijkheidskenmerken. Die persoonlijkheidskenmerken, wanneer onbehandeld, maken dat verdachte denkt dat zij alles zelf moet oplossen en dat zij niet op tijd doorheeft dat ze ontregelt. De deskundigen adviseren dan ook om de behandeling in het kader van een tbs met dwangverpleging te laten plaatsvinden.
Reclasseringsadvies
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies over de persoon van verdachte van 2 augustus 2023, de e-mail van [naam 6] (contactfunctionaris) van 21 augustus 2023 en van hetgeen de deskundige [naam 7] (reclasseringswerker) ter terechtzitting van 1 december 2023 naar voren heeft gebracht, waaruit volgt dat Reclassering Nederland negatief adviseert over tbs met voorwaarden onder meer omdat een betrouwbare bereidheid van verdachte voor een langdurige klinische behandeling ontbreekt. Verder wordt geadviseerd om aan betrokkene een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (hierna: GVM) op te leggen conform artikel 38z Sr zodat verdachte na beëindiging van de tbs maatregel verder kan worden ondersteund.
De beslissing: TBS met dwangverpleging
Ten tijde van het plegen van het feit was een ziekelijke stoornis van de geestvermogens aanwezig bij verdachte, zo volgt reeds uit de overwegingen ten aanzien van de toerekenbaarheid. Verder betreft het bewezenverklaarde feit een misdrijf waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht oplegging van de tbs maatregel mogelijk is.
Gelet op hetgeen is gerapporteerd over het recidiverisico, de complexe psychische problematiek en de kans op ontregeling bij verdachte, komt de rechtbank tot de conclusie dat, in verband met de aard van het feit, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen niet alleen de tbs maatregel vereist maar ook de dwangverpleging. Dat verdachte heeft aangegeven inmiddels geen kinderwens meer te hebben, maakt deze conclusie niet anders. De vermindering van het recidiverisico kan alleen worden bereikt door middel van een langdurige klinische behandeling in een voldoende beveiligde omgeving.
De rechtbank overweegt dat de tbs maatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, langer duren dan vier jaar. Gelet op de niet gemaximeerde duur van de maatregel ziet de rechtbank geen aanleiding voor een GVM.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
doodslag;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en
ontslaat verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. H.M. Braam, voorzitter,
mr. P. van Essen, rechter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Wouters, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 december 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het onderzoeksnummer [nummer] (onderzoek “ [naam 8] ”), van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-Centrum, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 235).
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2023, p. 13.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2023, p. 46.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2023, p. 13.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2023, p. 23.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] d.d. 24 februari 2023, p. 93.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2023, p. 20.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2023, p. 46.
9.Een geschrift, te weten een brief van drs. [naam 2] , arts en forensisch patholoog van het NFI d.d. 28 juni 2023, pagina 2.
10.Een geschrift, te weten Schouwverslag d.d. 13 maart 2023.
11.Een geschrift, te weten een brief van drs. [naam 2] , arts en forensisch patholoog van het NFI d.d. 28 juni 2023, pagina 3.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 februari 2023, p. 204.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 februari 2023, p. 205.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 februari 2023, p. 204.
15.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 9] d.d. 25 februari 2023, p. 58 en 60.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2023, p. 34.
17.HR 14 december 2004, LJN AR3226, NJ 2006, 448.
18.HR 9 december 2008, LJN BD2775, NJ 2009, 157.