ECLI:NL:RBDHA:2023:19574

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
C/09/643916/KG RK 23-317
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verschoningsverzoek in bestuursrechtelijke procedure

Op 8 maart 2023 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Den Haag een beslissing genomen op het verschoningsverzoek van mr. C.W. Griffioen, rechter in opleiding. Het verzoek was ingediend in het kader van de hoofdzaak met kenmerk SGR AWB 22/3090, waarin de eiser, wonende te [woonplaats], procedeert tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Den Haag. De rechter heeft in haar voormalige dienstbetrekking betrokkenheid gehad bij een procespartij, wat aanleiding gaf tot het indienen van het verschoningsverzoek.

De procedure rondom het verschoningsverzoek is niet ter zitting behandeld, aangezien dit niet vereist is. De rechter heeft aangevoerd dat er sprake is van een mogelijke schijn van partijdigheid, wat de basis vormde voor het verzoek. De verschoningskamer heeft vastgesteld dat de rechter op grond van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, maar dat uitzonderlijke omstandigheden kunnen wijzen op vooringenomenheid.

Gelet op de aangevoerde argumenten heeft de verschoningskamer geoordeeld dat het verzoek tot verschoning terecht is ingediend. De beslissing houdt in dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moet worden overgenomen om de schijn van partijdigheid te vermijden. De verschoningskamer heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment van indiening van het verschoningsverzoek. Een afschrift van deze beslissing zal worden toegezonden aan de betrokken partijen en de rechter.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Verschoningskamer
Verschoningsnummer: 2023/5
Zaak-/rekestnummer: C/09/643916 / KG RK 23-317
Beslissing van 8 maart 2023
van de meervoudige verschoningskamer van de rechtbank op het verzoek van
mr. C.W. Griffioen,
rechter in opleiding in de rechtbank Den Haag,
hierna de rechter,
belast met de behandeling van de hoofdzaak met kenmerk SGR AWB 22/3090 van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Den Haag,
zetelende te Den Haag,
verweerder,
bijgestaan door [gemachtigde] , gemachtigde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verschoningsverzoek van 7 maart 2023.
1.2.
Een verschoningsverzoek hoeft, anders dan een wrakingsverzoek, niet ter terechtzitting te worden behandeld. Het verzoek is daarom niet ter zitting behandeld.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
De rechter heeft het verschoningsverzoek op het volgende gebaseerd: de rechter is in haar voormalige dienstbetrekking betrokken geweest bij een procespartij.

3.De beoordeling

3.1.
Uitgangspunt is dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Uitzonderlijke omstandigheden kunnen een aanwijzing opleveren dat een rechter ten opzichte van een partij vooringenomen is of dat daarvoor een terechte vrees bestaat. Ook de uiterlijke schijn kan daarbij een rol spelen.
3.2.
Gelet op hetgeen de rechter heeft aangevoerd, is het verschoningsverzoek terecht ingediend. Zo wordt de schijn van partijdigheid vermeden. Het verzoek zal dus worden toegewezen. Dit betekent dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moet worden overgenomen.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot verschoning toe;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment dat verschoningsverzoek werd ingediend;
4.3.
beveelt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan:
* de rechter;
* alle in de aanhef van deze uitspraak genoemde betrokken partijen.
Deze beslissing is genomen in raadkamer op 8 maart 2023 door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier.