Uitspraak
Rechtbank den haag
eiser,
verweerder,
Rechtbank Den Haag
Op 8 maart 2023 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Den Haag een beslissing genomen op het verschoningsverzoek van mr. C.W. Griffioen, rechter in opleiding. Het verzoek was ingediend in het kader van de hoofdzaak met kenmerk SGR AWB 22/3090, waarin de eiser, wonende te [woonplaats], procedeert tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Den Haag. De rechter heeft in haar voormalige dienstbetrekking betrokkenheid gehad bij een procespartij, wat aanleiding gaf tot het indienen van het verschoningsverzoek.
De procedure rondom het verschoningsverzoek is niet ter zitting behandeld, aangezien dit niet vereist is. De rechter heeft aangevoerd dat er sprake is van een mogelijke schijn van partijdigheid, wat de basis vormde voor het verzoek. De verschoningskamer heeft vastgesteld dat de rechter op grond van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, maar dat uitzonderlijke omstandigheden kunnen wijzen op vooringenomenheid.
Gelet op de aangevoerde argumenten heeft de verschoningskamer geoordeeld dat het verzoek tot verschoning terecht is ingediend. De beslissing houdt in dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moet worden overgenomen om de schijn van partijdigheid te vermijden. De verschoningskamer heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment van indiening van het verschoningsverzoek. Een afschrift van deze beslissing zal worden toegezonden aan de betrokken partijen en de rechter.