Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser, die de Surinaamse nationaliteit heeft, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 6 december 2023 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder een lichter middel moet toepassen, omdat hij zich gedurende de asielprocedure beschikbaar zal houden en hij vreest voor de gevolgen van terugkeer naar Suriname. Eiser heeft medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat hij psychische klachten heeft en suïcidaal is, evenals maag- en darmklachten. De rechtbank heeft de gronden van de maatregel van bewaring beoordeeld en geconcludeerd dat deze gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht. De rechtbank oordeelt dat het risico op onttrekking aan de maatregel van bewaring aanwezig is, gezien het feit dat eiser zich eerder aan het toezicht heeft onttrokken.
De rechtbank heeft ook overwogen dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat een lichter middel niet doeltreffend zou zijn om het onttrekkingsrisico te ondervangen. Eiser heeft toegang tot medische zorg in het detentiecentrum en de rechtbank concludeert dat er geen omstandigheden zijn die detentie voor eiser onevenredig bezwarend maken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.