ECLI:NL:RBDHA:2023:19554

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
NL23.37221
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring - maatregel opgeheven - lichter middel - beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die eerder was opgelegd aan eiser door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Surinaamse nationaliteit heeft, had tegen het besluit van 26 november 2023 beroep ingesteld, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. De maatregel van bewaring werd op 1 december 2023 opgeheven, waardoor de rechtbank zich moest buigen over de vraag of eiser recht had op schadevergoeding voor de periode waarin hij in bewaring was gehouden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist waren en voldoende waren toegelicht. Eiser had aangevoerd dat hij een lichter middel had kunnen krijgen, omdat hij bij zijn partner kon verblijven. De rechtbank oordeelde echter dat er een contactverbod was opgelegd aan eiser ten aanzien van zijn partner, waardoor verblijf bij haar niet als een reëel alternatief kon worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond was.

De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37221

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 26 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 1 december 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Surinaamse nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Lichter middel
3. Eiser meent dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, omdat hij een adres heeft waar hij kon verblijven, namelijk bij zijn partner.
4. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd in beroep niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht in de maatregel van bewaring. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen, zodat het risico op onttrekking reeds daarmee is gegeven.
5. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is om het onttrekkingsrisico te ondervangen. Hierbij is van belang dat eiser eerder een meldplicht is opgelegd en dit middel niet heeft geleid tot zijn vertrek. Voor zover eiser stelt dat hij had kunnen verblijven bij zijn partner, geldt dat uit het dossier is gebleken dat aan eiser op het moment van opleggen van de maatregel een contactverbod ten aanzien van zijn partner was opgelegd. Verblijf bij haar is dan ook terecht niet als een reëel alternatief voor inbewaringstelling aangemerkt.
Ambtshalve toets [2]
6. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van de opheffing daarvan op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding
afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858