Op 12 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers, vertegenwoordigd door mr. J.W. Westenberg, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, vertegenwoordigd door mr. S.J.C. Hocks. Verzoekers hebben een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen de omgevingsvergunning die op 11 mei 2022 door het college is verleend voor het veranderen en vergroten van een kantoor aan [adres 1] te [plaats]. De vergunning betreft het veranderen van de functie van kantoor naar wonen, het wijzigen van de indeling naar vier woningen, het maken van een extra bouwlaag en het aanbrengen van balkons aan de achterzijde. Verzoekers zijn eigenaar en bewoners van het naastgelegen pand en stellen dat de vergunningverlening in strijd is met de regels van het bestemmingsplan en dat het karakter van het Rijksbeschermd stadsgezicht wordt aangetast.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 november 2023 behandeld. In de beoordeling heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de vergunninghoudster de aanvraag voor de omgevingsvergunning correct heeft ingediend en dat het college op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevoegd was om de vergunning te verlenen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de afwijkingen van het bestemmingsplan, met name de overschrijding van de goothoogte, niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de bezwaren van verzoekers, zoals de aantasting van het straatbeeld en de privacy, onvoldoende onderbouwd zijn en dat de welstandscommissie het aangepaste bouwplan heeft goedgekeurd.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de verwachting dat het bestreden besluit in een eventueel bodemgeding stand zal houden. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.