ECLI:NL:RBDHA:2023:19494

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
C/09/656518 / JE RK 23-2238
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige na spoedmachtiging

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2023 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam01]. Deze beslissing volgde op een eerder verleende spoedmachtiging op 14 november 2023, waarbij acute zorgen bestonden over de veiligheid van [naam01] in de thuissituatie bij de moeder. De moeder had op dat moment te maken met ernstige persoonlijke problematiek, waaronder zelfmedicatie, wat leidde tot een ingrijpend incident waarbij de kinderen het alarmnummer moesten bellen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de acute zorgen inmiddels zijn verminderd, maar dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedomgeving en de relatie tussen de moeder en [naam01]. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin, wat is toegewezen voor een periode van drie weken, tot 12 december 2023. De kinderrechter benadrukt het belang van hulpverlening en het zo snel mogelijk hervatten van de schoolgang van [naam01]. De moeder is aangespoord om actief mee te werken aan de hulpverlening om een succesvolle thuisplaatsing te realiseren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/656518 / JE RK 23-2238
Datum uitspraak: 21 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2011 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. D. Pieterse, gevestigd te Den Haag,
[naam03],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats01] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 14 november 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is een machtiging verleend [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een (netwerk)pleeggezin tot 23 november 2023. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
1.2.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de voornoemde beschikking van 14 november 2023;
- het bericht van de advocaat van de moeder met bijlagen van 20 november 2023.
1.3.
Op 21 november 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [naam04] , een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling.
1.4.
De kinderrechter heeft [naam01] naar zijn mening gevraagd. [naam01] heeft hierover voorafgaand aan de mondelinge behandeling een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [naam01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 14 november 2023.

3.Het verzoek

De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in de categorie overig, namelijk bij de oom van [naam01] , voor de duur van zes weken, te weten tot 26 december 2023. Ter zitting is gebleken dat [naam01] inmiddels bij de tante moederszijde verblijft. De verzochte categorie is daarom gewijzigd naar een machtiging tot uithuisplaatsing in een (netwerk)pleeggezin, namelijk bij de tante. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er is sprake van een jarenlange strijd tussen de ouders. [naam01] woont volledig bij de moeder en heeft al twee jaar geen contact met zijn vader. Op 11 november 2023 heeft er een incident plaatsgevonden waarbij [naam01] en zijn broers de moeder hebben aangetroffen terwijl zij onaanspreekbaar was. De kinderen hebben toen het alarmnummer gebeld, waarna de moeder per ambulance naar het ziekenhuis is gebracht. De moeder zou zichzelf geïnjecteerd hebben met een hoge dosis [X] , een dierengeneesmiddel. Zij zou zichzelf vaker dit middel geven. Na haar ziekenhuisopname is de moeder opgenomen middels een GGZ-opname. [naam01] is toen met een spoedmachtiging uit huis geplaatst bij zijn oom, en later bij zijn tante, de zus van de moeder. De gecertificeerde instelling heeft grote zorgen ten aanzien het wegvallen van de beschikbaarheid van de moeder na haar zelfmedicatie en de wederzijdse afhankelijkheid tussen de moeder en [naam01] . Ook bestaan er zorgen over de rol van [naam05] , een vertrouwenspersoon en huisvriend van de moeder. Door zowel het CIT als het ziekenhuis is zijn houding als dwingend en overheersend beschreven. De moeder lijkt erg afhankelijk van zijn mening en [naam05] praat negatief over de vader in het bijzijn van [naam01] . Vanwege bovengenoemde zorgen is de gecertificeerde instelling van mening dat [naam01] de komende zes weken niet naar de moeder terug kan. Voordat kan worden overgegaan tot thuisplaatsing is er neutrale bevestiging nodig dat de thuissituatie bij de moeder veilig genoeg is, en dat de moeder [naam01] kan bieden wat hij nodig heeft. Er is ambulante spoedhulp ingezet om een beeld te krijgen van de opvoedsituatie bij de moeder en de relatie tussen de moeder en [naam01] . Ook zal worden gekeken naar de rol van [naam05] in de opvoeding van [naam01] . De ouders staan op de wachtlijst voor het VUHP-traject, waarbij voor de langere termijn zicht wordt gehouden op de opvoedsituatie bij de moeder. Daarnaast wordt geprobeerd om versneld psychologische hulp voor [naam01] en zijn broers in te zetten. Tot slot is het belangrijk dat wordt gekeken hoe [naam01] weer zo snel mogelijk naar school kan. [naam01] gaat momenteel niet naar school, omdat het niet is gelukt om vervoer te regelen vanaf zijn tante. Ook voorafgaand aan de uithuisplaatsing is [naam01] al negen weken niet naar school geweest vanwege een oorontsteking. De zus van de moeder heeft aangegeven dat [naam01] een volle schooldag goed aan zou kunnen. De gecertificeerde instelling vraagt zich daarom af of de moeder [naam01] wel voldoende heeft gestimuleerd om naar school te gaan. Het is belangrijk dat de hulpverlening vanuit de ambulante spoedhulp zicht krijgt op de gezondheid van [naam01] , om hem weer naar school te laten gaan. Het traject vanuit de ambulante spoedhulp zal vier weken duren. De verwachting is dat aansluitend het VUHP-traject kan starten.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd. De moeder is inmiddels thuis en kan de opvoeding van [naam01] weer op zich nemen. Door de moeder is naar voren gebracht dat er geen sprake is van zelfmedicatie, maar dat haar medicatie is voorgeschreven door de huisarts. De moeder heeft al langere tijd paniekaanvallen als gevolg van de toxische relatie met de vader. Op dit moment is de moeder via de huisarts in behandeling bij een therapeut waar zij handvatten krijgt om de paniekaanvallen te voorkomen. Ook heeft de moeder meegewerkt aan de hulpverlening en aan de vrijwillige GGZ-opname. De moeder vindt het nu van groot belang dat [naam01] thuis komt wonen zodat hij weer naar school kan. Voordat hij uit huis is geplaatst ging hij dagelijks een paar uur naar school. Dat ging in overleg met de mentor, en [naam01] werd gebracht en gehaald door de moeder. Door de advocaat is naar voren gebracht dat uit de ontslagbrief van [bedrijf01] volgt dat er een psychiatrisch onderzoek is afgenomen, waaruit blijkt dat er geen verhoogd risico op suïcide wordt ingeschat. Er zijn door verschillende hulpverleners veronderstellingen gedaan, waarvoor geen enkele onderbouwing bestaat. Zo klopt de stelling dat de moeder zichzelf een dierengeneesmiddel heeft toegediend niet. Ditzelfde geldt voor de stelling dat de moeder dit zou doen in het bijzijn van haar kinderen. Tot slot is de moeder bereid inzage te geven in het bloedonderzoek. Zij staat open voor contact tussen de gecertificeerde instelling en de huisarts, zij wil alleen niet dat de informatie met de vader wordt gedeeld.
4.2.
De vader heeft ingestemd met het verzochte. Door de vader is naar voren gebracht dat hij zich de afgelopen jaren veel zorgen heeft gemaakt over de veiligheid van [naam01] bij de moeder. De vader maakt zich zorgen over de invloed van [naam05] op de moeder en [naam01] , het gebrek aan structuur in de thuissituatie bij de moeder, het gebruik van medicatie door de moeder uit de dierenapotheek voor haarzelf en voor de kinderen, en de symbiotische relatie tussen de moeder en [naam01] . De vader wil dat er een neutraal onderzoek wordt ingesteld naar de moeder en ontkracht met klem de beschuldigingen die over hem gemaakt worden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). [naam01] is op 14 november 2023 met spoed uit huis geplaatst in een netwerkpleeggezin, namelijk bij de oom en later bij de tante. Ten tijde van deze spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] waren er acute zorgen over zelfmedicatie en een verhoogd suïciderisico van de moeder. Deze zorgen zijn gelet op de beschikbare (medische) informatie op dit moment sterk verminderd. Wel wordt gezien dat de moeder kampt met persoonlijke problematiek, waardoor zij op momenten onvoldoende beschikbaar is geweest voor [naam01] en zijn broers. Dit heeft geleid tot een ingrijpend incident waarbij de kinderen het alarmnummer hebben moeten bellen. Naast de eerdere acute zorgen zit [naam01] al jarenlang klem in de verbeten strijd tussen de ouders. De moeder stelt dat zij weer in staat is om de opvoeding van [naam01] op zich te nemen. De gecertificeerde instelling heeft echter nog zorgen over [naam01] vanwege de persoonlijke problematiek van de moeder, de strijd tussen de ouders, en de mogelijke symbiotische relatie tussen de moeder en [naam01] . De kinderrechter deelt deze zorgen en het standpunt van de gecertificeerde instelling dat hulpverlening nodig is om meer zicht te krijgen op de opvoedomgeving bij de moeder thuis. Bij beantwoording van de vraag of hiervoor noodzakelijk is dat de uithuisplaatsing langer voortduurt, is van belang dat de acute zorgen over de psychische gesteldheid van de moeder zijn verminderd en dat [naam01] een zeer sterke wens heeft om weer bij de moeder te wonen en zodoende zijn eigen leven weer op te pakken. De kinderrechter is van mening dat een directe thuisplaatsing op dit moment niet in het belang van [naam01] is, maar dat hier wel op korte termijn naar overgegaan moet worden. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen voor drie weken, te weten tot 12 december 2023. Binnen deze termijn kan de noodzakelijke hulpverlening worden opgestart, die kan worden voortgezet wanneer [naam01] weer thuis woont. De kinderrechter geeft de moeder mee dat zij zich moet inzetten voor de hulpverlening om de thuisplaatsing van [naam01] te laten slagen. Daarnaast is het belangrijk dat de schoolgang van [naam01] zo spoedig mogelijk weer wordt voortgezet. Het is onacceptabel dat er op dit moment nog geen vervoer is geregeld voor [naam01] om naar school te gaan, ongeacht de vraag waar hij verblijft. De kinderrechter verwacht hierin een actievere rol van de jeugdbeschermer. Het is in het belang van [naam01] dat hij zo snel mogelijk - en bij voorkeur al tijdens de uithuisplaatsing - weer naar school gaat. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat er snel rust komt voor [naam01] , en dat beide ouders hieraan bij zullen dragen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een (netwerk)pleeggezin met ingang van 23 november 2023 tot 12 december 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023 door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in aanwezigheid van E.E. ten Kate als griffier, en op schrift gesteld op 12 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.