ECLI:NL:RBDHA:2023:1945
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en commuun delict
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 februari 2023, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 7 september 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 18 januari 2023 een afwijzing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank behandelt het beroep op 15 februari 2023, waarbij zowel de gemachtigde van de eiser als die van de staatssecretaris aanwezig zijn.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen. De eiser had zijn asielrelaas niet voldoende onderbouwd met originele documenten. De rechtbank wijst erop dat de verklaringen van de eiser niet overeenkomen met de inhoud van een overgelegd vonnis, en dat de staatssecretaris terecht twijfels heeft over de geloofwaardigheid van het asielrelaas. De eiser had in 2017 al asiel aangevraagd, maar heeft tot op heden geen origineel vonnis kunnen overleggen, wat zijn positie verzwakt.
De rechtbank stelt vast dat de veroordeling van de eiser voor het bezit van hasj een commuun delict betreft en dat er geen sprake is van een onevenredige of discriminatoire maatregel die hem als vluchteling zou kwalificeren. Bovendien heeft de eiser geen onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat er bij terugkeer naar Algerije sprake zou zijn van een schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.