ECLI:NL:RBDHA:2023:19445

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
NL23.36932
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep inzake maatregel van bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende, had op 4 september 2023 de maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De staatssecretaris heeft op 27 november 2023 de maatregel opgeheven, omdat eiser zou worden uitgezet naar Marokko. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 30 november 2023 gesloten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de maatregel van bewaring is opgeheven. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en geconcludeerd dat deze rechtmatig was tot het moment van het sluiten van het onderzoek. Eiser heeft aangevoerd dat de handhaving van de maatregel onrechtmatig was, omdat er geen lichter middel was toegepast en hij medische klachten had die niet adequaat waren behandeld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen reden was om de maatregel op te heffen en dat de staatssecretaris voldoende had afgewogen of de maatregel kon voortduren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de bewaring onevenredig bezwarend maakten en dat de staatssecretaris de belangen van eiser en de noodzaak van de maatregel adequaat had afgewogen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36932

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 4 september 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage d.d. 27 november 2023 overgelegd. Eiser heeft hierop op 29 november 2023 gereageerd.
Verweerder heeft op 27 november 2023 de maatregel van bewaring opgeheven wegens uitzetting van eiser naar Marokko.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 30 november 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank, indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring, aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen, rechtmatig was. [1] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste (vervolg)beroep tot de datum van de opheffing. Dit betreft de periode van 18 oktober 2023 tot 27 november 2023.
4. Eiser verzoekt om toekenning van schadevergoeding, omdat de handhaving en tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig is geweest. Ten onrechte is geen lichter middel toegepast. In dit verband wijst eiser op de omstandigheid dat hij medisch geïndiceerd is en aanzienlijke psychische en psychosomatische klachten heeft. Eiser heeft vanwege de al bestaande medische klachten diverse psychosomatische klachten gekregen, zoals stress, slapeloosheid, lusteloosheid en stemmingswisselingen. Het laten voortduren van de bewaring en de wijze van tenuitvoerlegging in het detentiecentrum Rotterdam zonder de gepaste medische zorg is door eiser ervaren als vernederend. Ook is dit onrechtmatig en niet proportioneel. [2] Eiser heeft ondanks zijn medische indicatie ten onrechte in een zeer strikt bewaringsregime verbleven. Gelet op deze omstandigheden was er geen sprake meer van een risico op onttrekking, waardoor de grondslag van de bewaring niet langer van toepassing was. Deze gewijzigde omstandigheden zijn ook ten onrechte niet door verweerder meegewogen in zijn belangenafweging. Gelet hierop is ook sprake van een aanzienlijke aantasting van het privéleven van eiser. Niet is gebleken dat verweerder de gestelde voorwaarden uit het arrest Paposhvili [3] is nagekomen door een medische check te doen dan wel een BMA-advies te vragen. Tot slot is vanwege de uitzetting naar Marokko in strijd gehandeld met artikel 3 van het EVRM. In dit verband wijst eiser op zijn medische situatie en de vrees voor zijn leven bij terugkeer naar Marokko.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Over wat eiser heeft aangevoerd over de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring en het strikte regime in het detentiecentrum verwijst de rechtbank naar wat zij hierover heeft geoordeeld in haar uitspraken van 15 september 2023 en 24 oktober 2023. In die uitspraken heeft de rechtbank reeds overwogen dat het detentiecentrum Rotterdam als een speciale inrichting voor bewaring kan worden aangemerkt en dat de bewaringsrechter niet kan oordelen over de wijze waarop feitelijk uitvoering wordt gegeven aan het regime binnen het detentiecentrum. Er is geen reden om daarover nu anders te oordelen.
6. Verder heeft verweerder geen toepassing hoeven geven aan een lichter middel. Eiser heeft in het detentiecentrum toegang tot medische zorg en er mag vanuit worden gegaan dat deze gelijk is aan de zorg in de vrije maatschappij. Voor zover eiser stelt dat hij geen toegang heeft gehad tot passende medische zorg overweegt de rechtbank dat dit niet is onderbouwd. Ook is niet gebleken dat eiser hierover heeft geklaagd bij (de medische dienst van) het detentiecentrum. Uit de overgelegde medische informatie volgt daarnaast dat eiser door een (tand)arts is gezien. Uit de overgelegde medische informatie blijkt niet dat eiser psychosomatische klachten heeft ontwikkeld. Tot slot is niet gebleken dat eiser detentieongeschikt is.
7. De rechtbank volgt daarnaast niet de stelling van eiser dat er gelet op alle omstandigheden geen sprake meer was van een risico op onttrekking, waardoor de grondslag van de bewaring niet langer van toepassing was. Het risico op onttrekking volgt namelijk uit de zware en lichte gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag lagen.
8. Er zijn geen feiten of omstandigheden die de bewaring onevenredig bezwarend maken en voor verweerder aanleiding hadden moeten geven om de bewaring op te heffen. Anders dan eiser stelt, blijkt uit de voortgangsrapportage afdoende dat verweerder een voortdurende afweging heeft gemaakt of de bewaring kon voortduren. De rechtbank concludeert dat aan het belang van verweerder bij voortduring van de maatregel meer gewicht toekwam dan aan het belang van eiser bij invrijheidsstelling.
9. De rechtbank stelt verder vast dat de beroepsgronden van eiser dat in strijd is gehandeld met artikel 3 van het EVRM vanwege zijn uitzetting en dat niet is gebleken dat verweerder de gestelde voorwaarden uit het arrest Paposhvili is nagekomen niet zien op de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en dan ook niet kunnen leiden tot een geslaagd beroep.
10. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enige moment onrechtmatig was vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste (vervolg)beroep tot de datum van de opheffing.
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 15 september 2023, met zaaknummer: NL23.27809 en de uitspraak van 24 oktober 2023, met zaaknummer: NL23.32501.
2.Eiser verwijst in dit verband naar artikel 5 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 5, lid c, van de Richtlijn 2008/115/EG.
3.Paposhvili v. België, no. 41738/10.