ECLI:NL:RBDHA:2023:19443
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke bezwaar tegen afwijzing verblijfsvergunning
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de aanvraag van verzoekster om een verblijfsvergunning regulier voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ is afgewezen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzoekt om een voorlopige voorziening, omdat zij niet in Nederland mag blijven tijdens de behandeling van het bezwaar en moet terugkeren naar Bosnië. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening.
De staatssecretaris heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening, voor zover dit betreft het niet uitzetten van verzoekster totdat er een beslissing op het bezwaarschrift is genomen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, wat betekent dat verzoekster niet kan worden uitgezet totdat het bezwaar is behandeld. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 837,-, evenals het griffierecht van € 184,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals bepaald in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.