ECLI:NL:RBDHA:2023:19434
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor woninginrichting en de beoordeling van de hoogte van de verstrekte bedragen
Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, die bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor de inrichting van zijn nieuwe woning, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser ontving vanaf 31 maart 2020 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en heeft op 27 augustus 2021 een woning geaccepteerd. De gemeente heeft hem in totaal € 3.400,- aan bijzondere bijstand verstrekt, maar eiser stelt dat dit bedrag ontoereikend is voor de inrichting van zijn woning. Hij verzocht om een hoger bedrag, vergelijkbaar met de Regeling minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie, die een minimumbedrag van € 6.334,- voorschrijft voor gedwongen verhuizingen.
De rechtbank oordeelde dat eiser recht heeft op bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting, maar dat de gemeente op basis van de Leidraad Individuele Bijzondere Bijstand gemeente Den Haag 2021 een redelijke beoordeling heeft gemaakt van de hoogte van de verstrekte bedragen. De rechtbank concludeerde dat de gemeente de richtbedragen correct heeft toegepast en dat eiser zijn stellingen over de ontoereikendheid van de bijstand niet met voldoende objectieve en verifieerbare gegevens heeft onderbouwd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.