ECLI:NL:RBDHA:2023:19424
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende tijdelijke bescherming
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C. Verbaas, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, gedateerd op 28 augustus 2023, meldde verzoeker dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, zou eindigen op 4 september 2023. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van zijn beroep.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 november 2023 behandeld, samen met een samenhangende zaak (NL23.25984). Tijdens de zitting waren de gemachtigden van zowel verzoeker als verweerder aanwezig. In een eerdere uitspraak in de samenhangende zaak heeft de rechtbank het beroep van verzoeker ongegrond verklaard. Gezien deze uitspraak was de voorzieningenrechter van mening dat er geen noodzaak meer bestond voor een voorlopige voorziening of ordemaatregel. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van griffier mr. J.A. Hessels, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De zaak betreft belangrijke juridische aspecten van het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, met specifieke verwijzingen naar Europese richtlijnen en uitvoeringsbesluiten.