ECLI:NL:RBDHA:2023:19421

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
NL23.29537
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 december 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, wiens identiteit niet is vermeld, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem werd meegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, zou eindigen op 4 september 2023. Dit besluit werd genomen op 16 augustus 2023.

Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl verweerder, de staatssecretaris, een verweerschrift indiende. De zitting vond plaats op 24 november 2023, waar de gemachtigden van zowel verzoeker als verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld in samenhang met een andere zaak (NL23.29536), waarin de rechtbank het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Gezien de uitspraak in de samenhangende zaak, oordeelde de voorzieningenrechter dat er onder deze omstandigheden geen noodzaak meer bestond voor het treffen van een voorlopige voorziening of ordemaatregel. Het verzoek werd dan ook afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29537

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J. Burema),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Verbaas)

Procesverloop

Bij besluit van 16 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), [2] eindigt op 4 september 2023.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL23.29536, op 24 november 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL23.29536, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het samenhangende beroep van verzoeker en dat beroep niet-ontvankelijk verklaard. Onder deze omstandigheden is een voorlopige voorziening of ordemaatregel niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.