ECLI:NL:RBDHA:2023:1942
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van veilig land van herkomst
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een eiser van Marokkaanse nationaliteit tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 16 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd op 20 januari 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 15 februari 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond is. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 30b van de Vreemdelingenwet 2000, dat stelt dat een aanvraag als kennelijk ongegrond kan worden afgewezen als de vreemdeling niet ter zake doende feiten heeft aangevoerd en niet is verschenen voor het gehoor. Eiser is niet verschenen op het gehoor en heeft ook geen verschoonbare reden gegeven voor zijn afwezigheid. De staatssecretaris gaat er daarom vanuit dat er geen redenen zijn waarom eiser niet kan terugkeren naar Marokko, dat als veilig land van herkomst wordt beschouwd.
De rechtbank wijst erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft geoordeeld dat vreemdelingen uit Marokko geen bescherming nodig hebben. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom deze conclusie niet meer zou gelden. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.