ECLI:NL:RBDHA:2023:1942

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
NL23.2006
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een eiser van Marokkaanse nationaliteit tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 16 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd op 20 januari 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 15 februari 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond is. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 30b van de Vreemdelingenwet 2000, dat stelt dat een aanvraag als kennelijk ongegrond kan worden afgewezen als de vreemdeling niet ter zake doende feiten heeft aangevoerd en niet is verschenen voor het gehoor. Eiser is niet verschenen op het gehoor en heeft ook geen verschoonbare reden gegeven voor zijn afwezigheid. De staatssecretaris gaat er daarom vanuit dat er geen redenen zijn waarom eiser niet kan terugkeren naar Marokko, dat als veilig land van herkomst wordt beschouwd.

De rechtbank wijst erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft geoordeeld dat vreemdelingen uit Marokko geen bescherming nodig hebben. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom deze conclusie niet meer zou gelden. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB NL23.2006

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.R. van der Pol),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 16 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 20 januari 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1
De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris terecht eisers asielaanvraag heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit besluit terecht genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
3. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Op grond van sub a kan een aanvraag kennelijk ongegrond worden verklaard als de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag en de toelichting van de feiten alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw. Eiser is ondanks de uitnodiging daarvoor niet verschenen voor het gehoor veilig land van herkomst en ook de dag ervoor niet op de afspraak met zijn advocaat ter voorbereiding van het gehoor. Nu eiser zonder verschoonbare reden niet is verschenen, gaat de staatssecretaris er van uit dat er geen redenen zijn waarom eiser niet kan terugkeren naar Marokko. Eiser is daarnaast afkomstig uit een veilig land van herkomst (sub b). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 8 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1531) geoordeeld dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de herbeoordeling van 6 mei 2021 een deugdelijke onderbouwing vormt van het algemene rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Marokko geen bescherming nodig hebben. Namens eiser is niet concreet onderbouwd dat dit nu niet meer zo is. De staatssecretaris gaat er daarom vanuit dat Marokko ook voor eiser als veilig land van herkomst kan worden gezien.
Verwijzing naar zienswijze
4. Eiser heeft in de gronden van beroep allereerst verwezen naar zijn zienswijze en verzocht de inhoud van de zienswijze als herhaald en ingelast in beroep te beschouwen.
4.1
Een enkele verwijzing naar de zienswijze, zonder daarbij aan te geven in hoeverre de reactie van de staatssecretaris daarop in het bestreden besluit onvoldoende zou zijn, is geen gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Marokko als veilig land van herkomst
5. Eiser heeft daarnaast het concept van de aanwijzing van landen als veilig land van herkomst bestreden. Hij stelt verder dat Marokko ten onrechte als veilig land van herkomst wordt aangemerkt. De staatssecretaris miskent dat martelen verboden is, maar dat een en ander in de praktijk nog steeds op ruime schaal voorkomt in Marokko. Bij de herbeoordeling van 6 mei 2021 van Marokko als veilig land van herkomst was op veel parameters een achteruitgang te zien. Gelet op de situatie in Marokko heeft eiser bij terugkeer een gegronde vrees voor een mensonwaardig bestaan.
5.1
De rechtbank overweegt dat eiser niet gemotiveerd heeft aangegeven waarom landen niet als veilig land van herkomst zouden mogen worden aangemerkt. Voorts heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet onderbouwd waarom Marokko niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. In voormelde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juni 2022 is geoordeeld dat de herbeoordeling van 6 mei 2021 een deugdelijke onderbouwing vormt van het algemene rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Marokko geen bescherming nodig hebben. Een enkele verwijzing naar een achteruitgang op een aantal parameters bij deze herbeoordeling is onvoldoende om niet langer uit te gaan van Marokko als veilig land van herkomst. Ook hetgeen de gemachtigde van eiser hieraan ter zitting heeft toegevoegd, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.
5.2
Eiser heeft verder (verwijtbaar) geen persoonlijke gronden voor vrees bij terugkeer naar Marokko naar voren gebracht. Dus ook in zoverre valt niet in te zien waarom de staatssecretaris aan eiser een asielvergunning had moeten verlenen.

Conclusie en gevolgen

De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems-Keekstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.