ECLI:NL:RBDHA:2023:19419

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
NL23.29536
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming voor Oekraïense derdelander

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 16 augustus 2023, waarin aan eiser werd meegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigt op 4 september 2023. Eiser heeft op 18 september 2023 beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat dit beroep niet-ontvankelijk is omdat eiser de beroepstermijn van vier weken heeft overschreden. Eiser doet een beroep op artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en stelt dat er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding, omdat hij op 13 september 2023 aan zijn gemachtigde is toegewezen. De rechtbank volgt eiser hierin niet en concludeert dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij pas na de toewijzing aan zijn gemachtigde op de hoogte was van het besluit. De rechtbank wijst erop dat eiser ook op andere manieren hulp had kunnen zoeken om de inhoud van het besluit te achterhalen. De rechtbank concludeert dat eiser de beroepstermijn verwijtbaar heeft overschreden en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29536

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. J. Burema),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: C. Verbaas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 16 augustus 2023, waarbij verweerder aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), [2] eindigt op 4 september 2023 (bestreden besluit).
1.1.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (zaaknummer NL23.29537), op 24 november 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser het beroep tijdig heeft ingesteld.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
3.1.
Eiser heeft op 18 september 2023 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 16 augustus 2023. Het is niet in geschil dat eiser de beroepstermijn van vier weken, zoals bepaald in artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, heeft overschreden.
3.2.
Eiser doet een beroep op artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en stelt daarmee dat er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. Hiertoe voert eiser aan dat hij op 13 september 2023 is toegewezen aan zijn gemachtigde. Eiser betoogt dat er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding aangezien hij binnen twee weken nadat aan hem op 13 september 2023 een advocaat was toegewezen, beroep heeft ingesteld. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser naar twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) (ECLI:NL:RVS:2020:786 en ECLI:NL:RVS:2022:1239).
3.3.
De rechtbank volgt eiser hierin niet. Uit de voornoemde uitspraken van de Afdeling kan worden afgeleid dat overschrijding van de beroepstermijn niet verwijtbaar is als de betrokkene niet bekend was dan wel redelijkerwijs niet bekend kon zijn met dat besluit en vervolgens beroep instelt binnen twee weken nadat hij te weten is gekomen dat een besluit is genomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat (de inhoud van) het besluit pas bij hem bekend kon zijn op het moment dat hij werd toegevoegd aan zijn gemachtigde. Dat eiser de inhoud van het besluit niet direct begreep, zoals namens hem is betoogd, is hiertoe onvoldoende. Eiser had immers ook op andere wijze hulp kunnen zoeken bij het achterhalen van de inhoud van het besluit. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij kort na ontvangst van het bestreden besluit naar de Raad voor Rechtsbijstand is gegaan om rechtsbijstand te verkrijgen. Van eiser mocht worden verwacht dat hij, kort na ontvangst van het besluit van 16 augustus 2023 en in ieder geval binnen de beroepstermijn, de inhoud daarvan zou proberen te achterhalen en zo nodig rechtsbijstand zou zoeken. Overigens is bij het voornemen van 3 juli 2023 dat aan eiser is gestuurd een Engelstalige brief gevoegd met informatie over de voorgenomen beëindiging van eisers verblijfsrecht. Daarin staat ook hoe hij tegen het definitieve besluit kan opkomen en hoe hij daarvoor bijstand kan krijgen van een advocaat. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat eiser de beroepstermijn verwijtbaar heeft overschreden.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.