In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 8 december 2023, wordt het beroep van een Egyptische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1985, heeft op 14 februari 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 24 juli 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 23 november 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
Eiser stelt dat hij in 2009 Egypte heeft verlaten om in Qatar als boekhouder te werken, en van mei 2011 tot april 2019 heeft hij gewerkt voor het Qatarese leger. Hij vreest dat hij bij terugkeer naar Egypte zal worden vervolgd vanwege zijn werkzaamheden voor een vreemde mogendheid, wat strafbaar is volgens de Egyptische wet. De staatssecretaris heeft echter geoordeeld dat de vrees van eiser niet aannemelijk is, omdat er geen bewijs is dat de Egyptische autoriteiten op de hoogte zijn van zijn werkzaamheden in het Qatarese leger.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Egypte te vrezen heeft voor vervolging. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen.