ECLI:NL:RBDHA:2023:19394

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
NL23.16723
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag met motiveringsgebrek en herstelmogelijkheid

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 2 augustus 2023, wordt de asielaanvraag van eiser, een Iraakse nationaliteit houder, behandeld. Eiser heeft op 3 april 2022 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd op 1 juni 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 2 augustus 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd om het proces verder te kunnen behandelen.

De rechtbank oordeelt dat er een motiveringsgebrek is in het besluit van de staatssecretaris, omdat niet ambtshalve is beoordeeld of eiser recht heeft op een reguliere verblijfsvergunning. De rechtbank stelt vast dat eiser gehuwd is met een Bulgaarse vrouw, wat mogelijk invloed heeft op zijn verblijfsrecht in Nederland. De rechtbank geeft de staatssecretaris de gelegenheid om het gebrek te herstellen binnen zes weken na de tussenuitspraak. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat zijn verklaringen over de problemen met de familie van zijn ex-vriendin niet geloofwaardig zijn geacht door de staatssecretaris, en dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over de reden van de afwijzing van zijn huwelijksvoorstel.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag van eiser is afgewezen en dat er onvoldoende is gekeken naar de situatie van eiser in relatie tot artikel 8 van het EVRM. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij de proceskosten nog niet worden behandeld. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16723

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 3] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. S. Vreugdenhil-Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 1 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Fawzy. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.
Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Iraakse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 3 april 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer naar Irak te vrezen heeft voor de familie van zijn ex-vriendin, [naam 2] . Haar familie heeft het huwelijksvoorstel van eiser geweigerd. Zij werken samen met de Amerikanen en door hun toedoen heeft eiser anderhalf jaar vastgezeten in een Amerikaanse gevangenis. Daarna heeft [naam 3] familie eiser nog drie maanden gevangen gehouden, waarbij hij werd ondervraagd en gemarteld.
3. Bij besluit van 19 mei 2022 is eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. Op 17 maart 2023 heeft verweerder dit besluit ingetrokken en opnieuw beslist op de aanvraag. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser bij het bestreden besluit afgewezen als ongegrond. Daarbij heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser
geloofwaardig geacht. De gestelde problemen met de familie van [naam 2] heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft daartoe overwogen dat de relatie met [naam 2] zelf al onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Verder heeft eiser tegenstrijdig verklaard over waarom zijn huwelijksvoorstel is afgewezen, wat tevens afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen. Deze problemen zijn volgens verweerder ook niet aannemelijk gemaakt, nu eiser wisselend en onduidelijk heeft verklaard daarover en geen enkel document heeft overgelegd ter onderbouwing.
4. Eiser voert in beroep aan dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over de reden dat het huwelijksvoorstel werd geweigerd. Hij heeft verklaard dat zijn moeder het voorstel ter sprake heeft gebracht bij [naam 2] moeder, waarna de mannen van de familie het hebben geweigerd. Daarna kwam de neef van [naam 2] in beeld met wie [naam 2] vervolgens is getrouwd. Eiser stelt dat hij niet meer kan verklaren over de ruimte waar hij werd vastgehouden dan hij al heeft gedaan. Ook stelt eiser dat hij in Syrië en Bulgarije internationale bescherming heeft gekregen op basis van ditzelfde asielrelaas. Tot slot stelt eiser dat het terugkeerbesluit in strijd is met artikel 8 van het EVRM2, omdat hij getrouwd is met een Bulgaarse vrouw.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Geloofwaardigheidsbeoordeling
5. Verweerder heeft allereerst overwogen dat eiser summier heeft verklaard over de gestelde relatie met [naam 3] , die negen jaar zou hebben geduurd, waardoor deze relatie niet aannemelijk is gemaakt. Eiser heeft daartegen geen beroepsgronden gericht.
6. De rechtbank stelt verder vast dat eiser eerst heeft verklaard dat de reden voor de afwijzing van het huwelijksvoorstel is gelegen in de problemen die zijn ooms hadden met de ooms van zijn ex-vriendin.3 Later heeft eiser echter verklaard dat een neef van [naam 3] voorrang kreeg bij het aangaan van het huwelijk, en dat deze neef haar heeft opgeëist.4 Eiser heeft nagelaten om in de correcties en aanvullingen op het gehoorverslag toe te lichten dat beide scenario’s elkaar niet uitsluiten. Verweerder heeft deze verklaringen terecht tegenstrijdig geacht.
7. Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser summier heeft verklaard over de plek waar hij werd vastgehouden gedurende zijn tweede gevangenschap. Eiser heeft daarover enkel verklaard dat het een ruimte betrof van anderhalve meter, zonder ramen en met een wc.5 Van eiser mag verwacht worden dat hij meer details kan verschaffen, temeer omdat deze gevangenschap volgens zijn verklaringen drie maanden heeft geduurd en hij daarbij altijd in deze ruimte heeft verbleven. Dat daar niet meer over te verklaren valt, heeft verweerder niet zonder meer hoeven volgen.
8. Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de verklaringen van eiser over de problemen met zijn ex-vriendin niet geloofwaardig zijn. Dit betekent dat eiser geen recht heeft op een verblijfsvergunning asiel.

Erkenning als vluchteling in Syrië en Bulgarije

9. Dat eiser eerder, bij verschillende gelegenheden, als vluchteling is erkend, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de stukken in het dossier blijkt dat eiser op 13 september 2010 door de UNHCR in Syrië als vluchteling is erkend, en dat eiser in Bulgarije internationale bescherming heeft gehad tot 19 oktober 2022. Verweerder heeft daarover terecht opgemerkt dat uit deze stukken niet blijkt dat eiser op basis van hetzelfde relaas in respectievelijk Syrië en Bulgarije als vluchteling is aangemerkt. Eiser heeft zijn stelling dat dit wel zo is niet onderbouwd. Het ligt dan niet op de weg van verweerder om hier nader onderzoek naar te doen. Verder is niet in geschil dat Bulgarije de aanvankelijk aan eiser toegekende internationale bescherming heeft ingetrokken. Een situatie zoals bedoeld in de verwijzingsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 augustus 20236 doet zich daarom niet voor.

Ambtshalve toets

10. De rechtbank stelt vast dat verweerder in strijd met artikel 3.6a, eerste lid, van het Vb7 niet ambtshalve heeft beoordeeld of eiser recht heeft op een reguliere verblijfsvergunning. Dat verweerder hiertoe niet gehouden was omdat eiser in de zienwijze niets heeft aangevoerd over artikel 8 van het EVRM, volgt de rechtbank niet. Ook het voornemen geeft immers geen blijk van een kenbare beoordeling of eiser aanspraak maakt op een reguliere verblijfsvergunning. Het voorgaande klemt te meer, nu niet in geschil is dat eiser gehuwd is met een Bulgaarse vrouw en verweerder heeft nagelaten deze omstandigheid te betrekken bij de vraag of eiser aan artikel 8 van het EVRM een verblijfsaanspraak in Nederland kan ontlenen.
11. Ter zitting heeft verweerder het standpunt ingenomen dat artikel 8 van het EVRM niet in het geding is omdat de echtgenote van eiser niet woonachtig is in Nederland. Dit is op voorhand geen afdoende reactie. Hierbij is van belang dat het bestreden besluit tevens een terugkeerbesluit is, waardoor het mogelijk rechtstreeks inbreuk maakt op het recht van eiser om het gezinsleven met zijn echtgenote, zo daarvan sprake is, op het grondgebied van de Europese Unie uit te oefenen. Het terugkeerbesluit levert dan ook mogelijk een schending op van artikel 8 van het EVRM. Verweerder is daar in het bestreden besluit ten onrechte aan voorbijgegaan. Er is daarom sprake van een motiveringsgebrek. Verweerder heeft dit gebrek niet hersteld met het ter zitting ingenomen standpunt.

Conclusie

12. Gelet op het geconstateerde motiveringsgebrek, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:51a van de Awb in de gelegenheid te stellen het gebrek te (laten) herstellen. Daarvoor moet verweerder alsnog ambtshalve beoordelen of eiser in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op reguliere gronden. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het digitale dossier.
13. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, schriftelijk aan de rechtbank meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen twee weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn ingediend ten tijde van de tussenuitspraak.
14. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.
Beslissing
De rechtbank:
- heropent het onderzoek;
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt
van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na plaatsing van deze
tussenuitspraak in het digitale dossier het gebrek te herstellen met inachtneming van de
overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.