ECLI:NL:RBDHA:2023:19392

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
NL23.16112
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 september 2023 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De eerdere uitspraak, gedaan op 7 juli 2023, betrof het beroep van de opposant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat het beroep van de opposant niet-ontvankelijk was, omdat de ingebrekestelling prematuur was ingediend. De opposant heeft vervolgens verzet aangetekend, maar heeft geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft daarom de uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen redelijke twijfel bestond over het oordeel in de eerdere uitspraak. De opposant voerde aan dat de rechtbank op de hoogte had moeten zijn van recente ontwikkelingen in andere zaken, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet voldoende waren om aan te tonen dat er redelijke twijfel bestond over de uitkomst van het beroep. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: [nummer 1] V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam] , opposant

[naam], opposant
V-nummer: [nummer 1]
(gemachtigde: mr. P.J. Schüller).

Procesverloop

Bij uitspraak van 7 juli 20231 (de aangevallen uitspraak) heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:54 van de Awb2 beslist op het beroep van opposant tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.
Overwegingen
1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van opposant niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend.
2. Artikel 8:54 van de Awb biedt de mogelijkheid tot vereenvoudigde afdoening als het eindoordeel in de zaak buiten redelijke twijfel staat. In verzet beoordeelt de rechtbank alleen of er redelijke twijfel mogelijk was over het oordeel in de aangevallen uitspraak. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert het volgende aan. In het beroep is verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 6 januari 2023.3 In die uitspraak is geoordeeld dat de verlenging van beslistermijnen in asielzaken via het WBV 2022/224 niet rechtsgeldig is. Het daartegen door de staatssecretaris ingestelde hoger beroep is besproken op de zitting bij de Afdeling5 van 13 juni 2023. Op deze zitting zijn kritische vragen gesteld aan de staatssecretaris en hebben partijen van gedachten gewisseld over de vraag wanneer de wet ruimte biedt om beslistermijnen in asielzaken te verlengen. De rechtbank had op de hoogte behoren te zijn van deze ontwikkelingen. Zolang de Afdeling geen uitspraak heeft gedaan bestaat er divergentie binnen de rechtspraak en dan leent een zaak zich sowieso niet voor afdoening buiten zitting.
4. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding voor het oordeel dat niet tot een kennelijk oordeel kon worden gekomen. In verzet zijn immers geen argumenten naar voren gebracht die in het geval van een normale behandeling (ter zitting) hadden kunnen worden aangevoerd en waardoor twijfel zou zijn ontstaan over de uitkomst van het beroep.6 De omstandigheid dat door de verschillende zittingsplaatsen van deze rechtbank anders wordt geoordeeld over de betekenis van WBV 2022/22 voor de beslistermijn van de staatssecretaris, maakt niet dat in dit geval redelijke twijfel bestond over de uitkomst van het beroep. Zoals de rechtbank heeft overwogen in de aangevallen uitspraak heeft deze zittingsplaats al eerder in gelijke zin over WBV 2022/22 geoordeeld in drie uitspraken van 21 maart 20237 en in alle vergelijkbare zaken sindsdien.
5. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de aangevallen uitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.