ECLI:NL:RBDHA:2023:19390

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
21/7423
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende maatwerkvoorziening collectief aanvullend vervoer

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. V.C.D. Klaassen, een verzoek ingediend om proceskostenveroordeling tegen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, vertegenwoordigd door mr. E.H. Buizert. De zaak betreft een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van collectief aanvullend vervoer, die in het primaire besluit van 9 april 2021 door verweerder werd afgewezen. Na een ongegrondverklaring van het bezwaar op 21 oktober 2021, heeft verzoekster beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 12 juli 2023 is het beroep behandeld, maar het onderzoek werd geschorst om verder onderzoek mogelijk te maken. Op basis van een rapport van 14 augustus 2023 heeft verweerder op 21 augustus 2023 alsnog een maatwerkvoorziening toegekend aan verzoekster, waarna verzoekster haar beroep op 14 september 2023 heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan verzoekster en heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.674,-, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- ook door verweerder moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop en is openbaar uitgesproken op 27 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7423

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2023 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. E.H. Buizert).

Inleiding

In het primaire besluit van 9 april 2021 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een maatwerkvoorziening in de vorm van collectief aanvullend vervoer AV 070 afgewezen.
Met het bestreden besluit van 21 oktober 2021 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van verweerder
.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek werd hervat.
Verweerder heeft naar aanleiding van het rapport van 14 augustus 2023 van Calder Werkt bij besluit van 21 augustus 2023 aan verzoekster een maatwerkvoorziening toegekend in de vorm van collectief aanvullend vervoer (AV 070) vanaf 1 september 2023.
Verzoekster heeft bij brief van 14 september 2023 haar beroep ingetrokken en tevens verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van haar beroep. Verweerder heeft zich niet verzet tegen een veroordeling in de proceskosten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op grond van artikel 8:75a van de Awb op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan verzoekster.
4. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe en veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster. Deze kosten stelt de rechtbank voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het bijwonen van een zitting, met een waarde van € 837,- per punt en wegingsfactor 1).
5. Op grond van artikel 8:41, zevende lid, Awb wordt tevens het door de indiener van het beroepschrift betaalde griffierecht vergoed door het bestuursorgaan, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- moet daarom eveneens door verweerder aan eiseres worden vergoed. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.