ECLI:NL:RBDHA:2023:1939

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
NL23.2684
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die op 29 januari 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd aan de eiser, een Algerijnse nationaliteit hebbende persoon. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, waarbij verweerder stelde dat er een significant risico op onderduiken bestond. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen en dat hij niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank oordeelde dat de zware gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag lagen, voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser betwistte de gronden, maar de rechtbank oordeelde dat de argumenten van eiser niet konden leiden tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig was.

Eiser stelde dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat een lichter middel niet doeltreffend zou zijn in dit geval. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier J. de Winter, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2684

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.H. Veurtjes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 3 februari 2023 heeft eiser de beroepsgronden ingediend. Op 6 februari 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 8 februari 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. Uit de motivering van de maatregel en uit de overige stukken in het dossier volgt dat op eiser de Dublinverordening [2] van toepassing is. Verweerder was dan ook op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw bevoegd om aan eiser de maatregel van bewaring op te leggen.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat een significant risico bestaat op onderduiken. Verweerder heeft daartoe als zware gronden [3] vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;- 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;- 3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
en als lichte gronden [4] vermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. In het verweerschrift heeft verweerder de zware gronden 3b en 3f laten vallen, zodat deze niet langer aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen.
5. Eiser betwist alle zware aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden. Hij stelt ook dat zich hij ten tijde van de ophouding en inbewaringstelling nog in de vrije termijn als bedoeld in artikel 12 van de Vw bevond, wat de maatregel onrechtmatig maakt.
6. Verweerder heeft terecht de zware gronden 3a en 3d aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegd. Eiser betwist niet dat hij Nederland zonder geldige reis- en identiteitsdocumenten is binnengekomen, zodat de zware grond 3a feitelijk juist is. Nu eiser niet gedocumenteerd is, kan er, anders dan hij stelt, in zijn geval geen sprake zijn van een vrije termijn zoals bedoeld in artikel 12 van de Vw. Ook de zware grond 3d is feitelijk juist. Immers heeft eiser verklaard dat hij sinds zijn komst naar Europa in 2019 geen moeite heeft gedaan om identificerende documenten te verkrijgen. Hij heeft verklaard geen contact te willen opnemen met de Algerijnse autoriteiten. In dit verband is van belang dat hij zegt in België te willen werken. Over zijn asielaanvraag in Duitsland heeft eiser verklaard dat hij deze alleen heeft gedaan om niet op straat te hoeven slapen. De zware gronden 3a en 3d zijn voldoende om de maatregel van bewaring te dragen. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd over de gronden behoeft geen bespreking, omdat dit niet kan leiden tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig is.
Lichter middel
7. Eiser stelt dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel omdat hij naar Nederland is gekomen om asiel aan te vragen. Aan hem had daarom een meldplicht opgelegd moeten worden. De maatregel is volgens eiser niet proportioneel en niet geschikt om het beoogde doel, een terugkeer naar Algerije, te bereiken.
8. Gelet op de gronden die ten grondslag aan de maatregel van bewaring zijn gelegd, is een risico op onttrekking aan het toezicht gegeven. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is toe te passen in het geval van eiser. Verweerder wijst daarbij terecht op eisers verklaring dat hij niet bereid is mee te werken aan een overdracht naar Duitsland, omdat hij naar België wil gaan. Ook heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onevenredig bezwarend maken. Verder wijst verweerder er in het verweerschrift terecht op dat de maatregel niet gericht is op uitzetting naar Algerije, maar op een overdracht in het kader van de Dublinverordening. Eiser kan daarom niet worden gevolgd in zijn stelling dat de maatregel ongeschikt is om het beoogde doel te bereiken.
Voortvarend handelen
9. Op 29 januari 2023 is de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser. Vervolgens is op 2 februari 2023 een reactie van de Duitse autoriteiten op het claimverzoek ontvangen. De Duitse autoriteiten hebben daarbij aangegeven dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. Verweerder heeft kort daarna, op 3 februari 2023, een claimverzoek aan de Italiaanse autoriteiten verstuurd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.