ECLI:NL:RBDHA:2023:19377

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
NL23.33512
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 20 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiseres heeft zich afgemeld voor de zitting op 14 november 2023, waar de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris zich terecht op de Dublinverordening heeft beroepen, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, dat is geaccepteerd. Eiseres heeft aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met haar verklaringen in het aanmeldgehoor, maar de rechtbank oordeelt dat het voornemen van de staatssecretaris een voorbereidingshandeling is en dat eiseres de gelegenheid heeft gehad om hierop te reageren.

Daarnaast heeft eiseres betoogd dat de staatssecretaris onderzoek had moeten doen naar haar asielaanvraag in Duitsland, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft mogen stellen dat nader onderzoek niet nodig was. De registratie van eiseres in het Eurodac-systeem bevestigt dat zij in Duitsland om internationale bescherming heeft verzocht. Eiseres heeft niet aangetoond dat de registratie onjuist is.

Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd ten aanzien van Duitsland. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris er in het algemeen op mag vertrouwen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt, tenzij eiseres het tegendeel kan bewijzen. Eiseres heeft echter niet aangetoond dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Duitsland. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.33512
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. T.M. van der Wal),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 20 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland volgens de staatssecretaris verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.¹ In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Zorgvuldigheid van het voornemen
5. Eiseres voert als formeel punt aan dat de staatssecretaris gebruik heeft gemaakt van een standaard voornemen. De verklaringen van eiseres in het aanmeldgehoor, over waarom zij niet naar Duitsland overgedragen kan worden, zijn zodoende ten onrechte niet (kennelijk) meegewogen in het voornemen. Door dit na te laten is haar een effectief rechtsmiddel ontnomen, waardoor de besluitvorming onzorgvuldig tot stand is gekomen. Volgens eiseres is dit in strijd met het motiveringsbeginsel.
6. De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank kan eiseres volgen in haar stelling dat de staatssecretaris in het voornemen niet expliciet is ingegaan op de verklaringen die eiseres in haar aanmeldgehoor ten aanzien van Duitsland heeft afgelegd. Het voornemen is echter een voorbereidingshandeling en dient als aankondiging van wat verweerder van plan is te gaan beslissen, namelijk het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag en de voorgenomen overdracht aan de Duitse autoriteiten. Vervolgens is eiseres in de gelegenheid gesteld om in haar zienswijze hierop te reageren. In het besluit is de staatssecretaris ingegaan op alle relevante elementen die tot het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag hebben geleid. Verder is in het bestreden besluit kenbaar ingegaan op de verklaringen van eiseres in het aanmeldgehoor en wat zij in de zienswijze heeft aangevoerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit niet onzorgvuldig tot stand is gekomen of onvoldoende is gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Asielaanvraag in Duitsland
7. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris onderzoek had moeten doen bij de Duitse autoriteiten ten aanzien van haar asielaanvraag in Duitsland, omdat zij daar geen asielaanvraag heeft ingediend.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat nader onderzoek bij de Duitse autoriteiten niet nodig is. Uit het onderzoek in het Eurodac-systeem blijkt dat eiseres geregistreerd staat met een Duits Eurodac-nummer dat begint met “DE1”. De Staatssecretaris mag bij een dergelijke categorie 1-registratie, behoudens tegenbewijs, ervan uitgaan dat de vreemdeling in dat land om internationale bescherming heeft verzocht.² Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de categorie 1-registratie in Eurodac niet juist is. Daarnaast heeft Duitsland het claimverzoek geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening, waaruit volgt dat haar asielverzoek in Duitsland nog in behandeling is. De beroepsgrond slaagt niet.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
9. Eiseres voert verder aan dat ten aanzien van Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiseres wijst op het arrest M.S.S. ³, waaruit volgt dat de staatssecretaris zich ervan dient te vergewissen dat de asielprocedure in Duitsland voldoende waarborgen biedt tegen directe of indirecte uitzetting naar het land van herkomst.⁴ De staatssecretaris heeft dit volgens eiseres onvoldoende gemotiveerd in het bestreden besluit. Verder is onduidelijk of haar asielaanvraag in Duitsland in behandeling zal worden genomen en had de staatssecretaris in het bestreden besluit moeten motiveren of
2 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 28 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2625.
3 Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 21 januari 2011, M.S.S. tegen België en Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2011:0121JUD003069609.
4 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
eiseres bij voorkomende problemen kan klagen bij de Duitse autoriteiten.
10. De rechtbank overweegt als volgt. In zijn algemeenheid mag de staatssecretaris er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiseres aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem aldaar dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest⁵ en artikel 3 van het EVRM.
11. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat Duitsland zich ten opzichte van haar niet aan zijn internationale verplichtingen houdt of dat er in Duitsland sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen, waardoor eiseres een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom ten aanzien van Duitsland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het beroep op het arrest M.S.S. slaagt ook niet omdat eiseres dit niet heeft onderbouwd. Duitsland garandeert bovendien met het claimakkoord dat het verzoek van eiseres om internationale bescherming in behandeling zal worden genomen. Daarmee garanderen de Duitse autoriteiten dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Als eiseres toch problemen ervaart tijdens haar asielprocedure in Duitsland, is het aan haar om hierover bij de (hogere) Duitse autoriteiten te klagen. Het is niet gebleken dat dit voor eiseres onmogelijk is of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
5 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.