ECLI:NL:RBDHA:2023:19377
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 20 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiseres heeft zich afgemeld voor de zitting op 14 november 2023, waar de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris zich terecht op de Dublinverordening heeft beroepen, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, dat is geaccepteerd. Eiseres heeft aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met haar verklaringen in het aanmeldgehoor, maar de rechtbank oordeelt dat het voornemen van de staatssecretaris een voorbereidingshandeling is en dat eiseres de gelegenheid heeft gehad om hierop te reageren.
Daarnaast heeft eiseres betoogd dat de staatssecretaris onderzoek had moeten doen naar haar asielaanvraag in Duitsland, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft mogen stellen dat nader onderzoek niet nodig was. De registratie van eiseres in het Eurodac-systeem bevestigt dat zij in Duitsland om internationale bescherming heeft verzocht. Eiseres heeft niet aangetoond dat de registratie onjuist is.
Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd ten aanzien van Duitsland. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris er in het algemeen op mag vertrouwen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt, tenzij eiseres het tegendeel kan bewijzen. Eiseres heeft echter niet aangetoond dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Duitsland. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe.