ECLI:NL:RBDHA:2023:19369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
NL23.34189 en NL23.34131
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een vreemdelingenrechtelijke procedure. Eiser, een Indonesische nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Het terugkeerbesluit was op 18 oktober 2023 genomen, en op dezelfde dag werd de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft geen gronden ingediend tegen het terugkeerbesluit, waardoor de rechtbank het beroep tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet zijn betwist door eiser en dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat er geen lichter middel kon worden toegepast. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. N.M. Spelt, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op 8 november 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.34189 en NL23.34131
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. Y. Özdemir), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2023 (bestreden besluit 1) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiser de maatregel van bewaring (bestreden besluit 2) op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 26 oktober 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 6 november 2023 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Indonesische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1986.
Over bestreden besluit 1 (NL23.34189)
2. De rechtbank stelt vast dat eiser enkel gronden heeft ingediend die zien op een inreisverbod. Verweerder heeft aan eiser geen inreisverbod opgelegd. De rechtbank stelt verder vast dat door eiser geen gronden zijn ingediend tegen het terugkeerbesluit. De rechtbank verklaart het beroep tegen bestreden besluit 1 daarom niet-ontvankelijk.
Over bestreden besluit 2 (NL23.34131)
3. Omdat de bewaring is opgeheven (in verband met de uitzetting van eiser), beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
De gronden van de maatregel van bewaring
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vorderde, omdat het risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat de gronden en de motivering daarvan de maatregel van bewaring kunnen dragen.
Lichter middel
6. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring, omdat er geen risico is op onttrekking. Eiser heeft aangegeven dat hij bereid is om mee te werken aan zijn terugkeer en hij heeft voldoende meegewerkt aan het vaststellen van zijn naam en nationaliteit.
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet kon worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel van bewaring volgt dat er een risico was dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. In het gehoor voor inbewaringstelling van 18 oktober 2023 verklaart eiser ook zelf dat hij niet zelfstandig aan zijn vertrekplicht kan voldoen. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
8. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is,1 is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring niet op enig moment onrechtmatig was.
1. ECLI:EU:C:2022:858.
Over de beroepen
9. Het beroep tegen het bestreden besluit 1 is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen bestreden besluit 2 is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.