ECLI:NL:RBDHA:2023:19365

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
C/09/656459 JE RK 23-2228
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 november 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam01], geboren in 2007. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam01] voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een jeugdhulpaccommodatie voor zes maanden. De Raad heeft aangegeven dat [naam01] zowel thuis als op school vastloopt en dat er ernstige zorgen zijn over zijn gedrag, waaronder het bezit van wapens en middelengebruik. De moeder en stiefvader hebben bevestigd dat [naam01] op dit moment niet thuis kan wonen en dat er behoefte is aan hulpverlening.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn voldaan, gezien de trauma's en de complexe problematiek van [naam01]. De kinderrechter heeft besloten om [naam01] onder toezicht te stellen voor een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor zes maanden. Dit biedt ruimte voor [naam01] om te wennen aan een nieuwe structuur en om de benodigde hulp te ontvangen. De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking tussen [naam01], de moeder en de stiefvader in het proces van hulpverlening en mogelijke terugplaatsing.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/656459 / JE RK 23-2228
Datum uitspraak: 28 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
‘sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2007 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. J. Gravesteijn te Den Haag.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam03],
hierna te noemen: de stiefvader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 10 november 2023;
- de brief van [naam01] met bijlagen binnengekomen op 27 november 2023 waarvan kennisgenomen op 28 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de stiefvader;
- [naam04] namens de Raad;
- [naam05] namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [naam01] naar zijn mening gevraagd. [naam01] heeft hierover een brief gestuurd. Deze is na de zitting door de kinderrechter ontvangen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam01] .
2.2.
[naam01] verblijft feitelijk bij de crisisopvang van het Leger Des Heils.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam01] voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad motiveert het verzoek als volgt. [naam01] is zowel thuis als op school vastgelopen en heeft dagelijks last van zijn belaste verleden. Het lijkt alsof [naam01] zijn emoties uitschakelt. Hij reageert vaak onverschillig en is daardoor ongrijpbaar voor de moeder, de stiefvader en hulpverlening. De Raad vindt het zorgelijk dat tijdens het onderzoek duidelijk is geworden dat [naam01] in het bezit was van meerdere grote messen en er eerder een boksbeugel bij hem is aangetroffen. Ook is de Raad bezorgd over het middelengebruik van [naam01] . De zorgen overstijgen volgens de Raad al langere tijd de krachten van [naam01] . Op 29 september 2023 heeft een incident in de thuissituatie plaatsgevonden waarbij [naam01] emotioneel en agressief richting de stiefvader heeft gereageerd. [naam01] is hierna vrijwillig geplaatst bij de crisisopvang. Ook op de crisisopvang kan [naam01] zich niet houden aan de regels. Echter, sinds [naam01] bij de crisisopvang is geplaatst, is hij wel weer naar school gegaan. Er is nauwelijks tot geen netwerk beschikbaar om [naam01] en de moeder en de stiefvader te ondersteunen. De moeder en de stiefvader hebben aangegeven dat [naam01] nu niet thuis kan wonen. Gelet op dit alles is het vrijwillige kader niet meer toereikend en is een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing noodzakelijk. Ten aanzien van de ondertoezichtstelling verzoekt de Raad om een termijn van een jaar, omdat alle hulpverlening nog op gang moet komen. Voor de uithuisplaatsing wordt, mede gelet op de leeftijd van [naam01] , een termijn van een half jaar verzocht. Voor een eventuele terugplaatsing aan de orde is, zal eerst hulpverlening ingezet moeten worden. [naam01] kan in de tussentijd van de crisisopvang worden overgeplaatst naar [naam06] zodra daar plek is. Bij [naam06] kan vaste begeleiding voor [naam01] binnen een maand gestart worden. Hierdoor kan snel gewerkt worden aan een eventuele thuisplaatsing van [naam01] . Het is voor [naam01] belangrijk dat hij binnen de komende twaalf maanden duidelijkheid krijgt over zijn opvoedperspectief, aangezien [naam01] hier ondanks zijn leeftijd veel onzekerheid over ervaart.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling staat achter het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling geeft aan zorgen te hebben over de houding van [naam01] . [naam01] lijkt af te glijden. De gecertificeerde instelling hoopt dat met inzet van de juiste hulpverlening [naam01] weer binnen een aanvaardbare termijn thuis kan gaan wonen.
4.2.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek. De moeder merkt al langere tijd dat het niet goed gaat met [naam01] . Ze betreurt het dat er weinig is geprobeerd in het vrijwillige kader voordat het zo escaleerde in de thuissituatie. De moeder geeft aan dat [naam01] op dit moment niet thuis kan wonen. De moeder hoopt dat dit op termijn wel weer kan, maar uit haar twijfels over hoe reëel dit is. De moeder betreurt het dat ze nauwelijks contact heeft met [naam01] . Enkel voor praktische en noodzakelijke zaken wil [naam01] nog contact met de moeder opnemen en dit contact is dan uiterst kort. De moeder vindt het belangrijk dat hulpverlening ingezet gaat worden voor [naam01] . Zij hoopt dat [naam01] deze hulpverlening accepteert zodat hij geholpen kan worden bij het veranderen van zijn gedrag en houding. De advocaat van de moeder brengt naar voren dat de termijn van zes maanden voor de machtiging tot uithuisplaatsing een goede stok achter de deur is om op korte termijn te starten met de noodzakelijke hulpverlening zodat zo snel mogelijk weer gewerkt kan worden naar een thuisplaatsing van [naam01] .

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
[naam01] heeft trauma’s uit het verleden die hij nog niet heeft verwerkt, hierdoor loopt hij emotioneel vast en dit heeft een negatief effect op alle vlakken van zijn leven. Ook zijn er ernstige zorgen over het politiecontact, het middelengebruik en de sociale omgeving en veiligheid van [naam01] . In het vrijwillige kader is het niet gelukt om deze ernstige ontwikkelingsbedreigingen af te wenden. Wegens de complexe problematiek waar bij [naam01] sprake van is, is twaalf maanden een passende termijn. [naam01] verblijft momenteel nog op een crisisplek en de benodigde hulp moet nog in gang gezet worden. Met deze termijn is er voor [naam01] ruimte om aan een nieuwe structuur te wennen, de hulpverlening te accepteren en er van te gaan profiteren. Dit alles kost de nodige tijd en het is belangrijk dat [naam01] hierin goed begeleid en ondersteund wordt. De kinderrechter zal [naam01] daarom onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
5.2.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De moeder en stiefvader hebben immers aangegeven dat [naam01] op dit moment niet thuis kan wonen en [naam01] zelf heeft aangegeven dit ook niet te willen. Om de uithuisplaatsing goed te kunnen monitoren is een termijn van zes maanden passend. De kinderrechter geeft aan dat in deze maanden onderzocht moet worden of een terugplaatsing van [naam01] binnen de mogelijkheden behoort en indien dit zo is, moet met behulp van de hulpverlening hier hard aan gewerkt worden. Hiervoor is het niet alleen belangrijk dat [naam01] zich inzet, maar dat ook de moeder en de stiefvader hiervoor open blijven staan en zich hiervoor blijven inzetten.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [naam01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 28 november 2023 tot 28 november 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 28 november 2023 tot 28 mei 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2023 door mr. N.I.S. Boers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.B. van der Velden als griffier, en op schrift gesteld op 11 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.