ECLI:NL:RBDHA:2023:19355

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
NL23.34130
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring van een Indonesische vreemdeling

Op 8 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Indonesische vreemdeling die in bewaring was gesteld. De vreemdeling, geboren in 1999, had beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, omdat er een risico bestond dat de vreemdeling zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank stelde vast dat de gronden voor de maatregel voldoende gemotiveerd waren en dat de vreemdeling niet had aangetoond dat er een lichter middel beschikbaar was. De rechtbank wees het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De vreemdeling had eerder al een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd gekregen, wat de beslissing van de rechtbank versterkte. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, 8 november 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.34130
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. Y. Özdemir), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 6 november 2023 op een zitting behandeld, gelijktijdig met het beroep tegen het aan eiser opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod van 15 april 2023 (zaaknummer NL23.34188). Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen I. Supriyanto. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Op de zitting heeft eiser het beroep tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod (zaaknummer NL23.34188) ingetrokken.
Overwegingen
1. Eiser heeft de Indonesische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1999.
Gronden van de maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op
vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware gronden onder 3d en 3i en de lichte grond onder 4c heeft betwist. Ter zitting heeft verweerder medegedeeld dat hij de lichte grond onder 4c niet langer handhaaft.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is de feitelijke juistheid van de gronden 3b en 3c voldoende gemotiveerd. De gronden onder 3b en 3c kunnen de maatregel al dragen.1 Al om die reden treft de beroepsgrond geen doel en behoeven de geschilpunten over de overige gronden geen bespreking meer.
Lichter middel
5. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring, omdat eiser meermaals heeft aangegeven dat hij bereid is mee te werken.
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet kan worden volstaan met een lichter middel. Eerder is al een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd. Uit de gronden van de maatregel van bewaring volgt dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. In het gehoor voor inbewaringstelling van 18 oktober 2023 geeft eiser aan dat hij pas terug kan gaan als hij geld heeft. De rechtbank leidt hieruit af dat eiser enkel medewerking wil verlenen aan zijn uitzetting onder bepaalde voorwaarden. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is,2 is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
2 ECLI:EU:C:2022:858.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.